HC 3 - Gedrag Flashcards

1
Q

Wat is een prikkel?

A

Externe stimulus wat zorgt voor een verandering in het organisme waardoor deze specifiek gedrag kan gaan vertonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is motivatie?

A

Interne stimulus wat zorgt voor een verandering in het organisme waardoor deze specifiek gedrag kan gaan vertonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de motivatie/prikkel som?

A

Deze som bepaald of de gedraging uitgevoerd wordt.

Lage motivatie maar hoge prikkel kan resulteren in gedrag uitvoeren maar hoge motivatie en prikkel ook

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn 3 aspecten van aangeboren gedrag?

A
  1. Reflexen
    - Snelle automatische reactie
    - Aanleren / modificatie reflex mogelijk –> fietsen
  2. Is soort specifiek
  3. Moeilijk / niet weg te trainen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn soorten aangeleerd gedrag?

A
  1. Stimulus conditionering –> pavlov reactie
  2. Gedrags conditionering –> trial & error / operant
    - bijv als ik aan de hendel trek lekkers / iets slechts
  3. Latent leren –> exploratie gedrag
  4. Gewenning –> habituatie –> eerst eng daarna normaal
  5. Imprinten –> bijv wat eerst geboren eentje ziet
  6. Imitatie –> nadoen
  7. Inzicht –> eerst nadenken, dan doen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het witness effect?

A

Dieren die niet behandeld worden maar wel een behandeling zien op een soortgenoot ervaren ook stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een ethogram?

A

Het turven van alle geobserveerde gedragingen die het dier uitvoert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een Elevated Plus Maze en waar wordt deze voor gebruikt?

A
  1. De maze is 1 gang gesloten en 1 gang dicht in de vorm van een plus.
  2. Test op ongeconditioneerde angst (aangeboren)
  3. Bij deze test altijd een open field test –> rat kan ook1. minder lopen door slecht zicht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een Morris Water Maze en waar wordt deze voor gebruikt?

A
  1. Test voor het geheugen / spatial learning
  2. Een bak met niet doorzichtig water + een platform en voorwerpen in de omgeving (buiten de bak). Het dier leert waar het platform is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke testgroepen worden gebruikt bij de Morris Water Maze?

A
  1. Uncued drug
  2. Uncued vehicle
  3. Cued drug
  4. Cued vehicle
Uncued = platvorm in ondoorzichtige vloeistof
Cued = platvorm in doorzichtige vloeistof (water oid)
Vehicle = injectie met oplosmiddel zonder medicijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat doet de prefontalecortex in de hersenen?

A

Zorgt voor de communicatie met het limbisch systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de twee stress routes in het lichaam?

A
  1. Sympathicus route (links / autonome zenuwstelsel

2. Glucocorticosteroïden route (rechts / HPA - as)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er tijdens de sympathicus route?

A

Adrenaline wordt geproduceerd in de medulla van de bijnier (adrenal) en gaat naar target tissue

  • Niveau adrenaline schiet snel omhoog maar daalt ook snel
  • Helpt stress respons
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurd er tijdens de glucocorticosteroïden route?

A

Glucocorticosteroïden productie in de adrenal en gaat naar target tissue
- Duurt langer vanwege de hormoonas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat doen glucocorticosteroïden?

A
  1. helpen en remmen de stressrespons

2. Zorgt voor het vastleggen van de stress respons in de herinneringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe worden glucocorticosteroïden genoemd in vissen mensen en knaagdieren?

A
  1. Cortisol in mens en vis

2. Corticosteron in knaagdieren

17
Q

Hoe meten we stress in proefdieren?

A

Door het niveau van de glucocorticosteroïden te bepalen in het bloed

18
Q

Wat zijn de 5 stappen van kortdurige stress?

A

Homeostase –> stressor –> inschatten situatie –> stress respons (gebaseerd op fysiologie en gedrag) –> herstel homeostase

19
Q

Wat is copen met een stressor en hoe gebeurd dat?

A

Terugkeren naar homeostase

  1. Gewoon doen
  2. Niet doen –> denial / withdrawal
  3. Emotie gebaseerd op meditatie –> emoties onder controle en dan gewoon doen
20
Q

Wat zijn coping stijlen bij knaagdieren?

A
  1. Proactive –> lage aanvalsdrempel

2. Reactive –> hoge aanvalsdrempel

21
Q

Wat gebeurd er als er niet gecoped wordt met een stressor?

A
  1. Homeostase wordt niet bereikt = stress respons niet goed afgesloten
  2. HPA-as hyperactiviteit = onderdrukking immuunsysteem
  3. Stress effecten op het lichaam
  4. Gedragspathologie bij dieren
22
Q

Welke gedragingen zien we bij dieren met langdurige stress?

A
  1. Beschadigend gedrag
    - Snortbijten, elkaars vacht eten, pikken met de snavels
    - Oorsprong in omgericht gedrag
  2. Stereotyp gedrag
    - Herhalen doelloos gedrag (ijsberen)
    - Ritualisatie agonistisch (omgericht / oversprong gedrag // vrijkomen endorfines = pijnstillend effect)
23
Q

Wat zijn de 4 soorten acuut stress gedrag?

A
  1. Agonistisch gedrag
    - Alles wat met vechten te maken heeft
    - Bijv agressie, dreigen, verzoenen, submissie, ontwijken
  2. Ambivalent gedrag
    - Organisme wilt doelsituatie zowel ontwijken als benaderen
  3. Omgericht gedrag
    - Organisme durft doel niet aan te pakken dus richt reactie op iets anders
  4. Oversprong gedrag
    - Compleet ander gedrag vertonen
24
Q

Wat is het effect van zowel acute als chronische stress?

A

Stress induced analgesie

- Pijn stillend effect

25
Q

Hoe kan je testen op stress?

A
  1. Tail flick latency testen
    - Staart in bak van 55 graden C. Niet meteen er uit is stress
  2. Bloedwaarden meten
26
Q

Hoe kan je stress reduceren?

A
  1. Controleerbare stressoren
    - Kooiverrijking
  2. Oncontroleerbare factoren
    - Muizen zijn nachtdieren –> vechten soms –> verliezer andere respons dan winnaar
    - Kan je niet voorkomen