HC 12 - Anesthesie Flashcards

1
Q

Waarom gebruiken we anesthesie?

A
  1. Om de pijnperceptie uit te schakelen

2. Om het bewustzijn uit te schakelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de meest gevoelige plekken in het lichaam?

A
  1. De huid
  2. De -vliezen
    - Borst-
    - Bot-
    - Buik-
    - Slijm-
    - Hersen-
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de 4 pijlers van algehele anesthesie?

A
  1. Mentale blok = bewustzijn uitschakelijk
  2. Motorisch blok = beweging blokkeren
  3. Sensibel blok = pijn blokkeren
  4. Autonoom blok = reflexen blokkeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat kan er gebeuren als de anesthesie niet goed werkt?

A
  1. Langdurige psychische schade
  2. Stress
    - Slechte invloed op wondgenezing, immuunsysteem, psyche, variabiliteit in uitkomsten onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat kan er gebeuren bij weglaten sensibel blok?

A
  1. Hyperalgesie
    - Pijnlijke prikkels worden nog pijnlijker
  2. Allodynia
    - Niet pijnlijke prikkels worden nog pijnlijker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is Allodynia?

A

Niet pijnlijke prikkels worden nog pijnlijker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de wetenschappelijke benaming voor “Niet pijnlijke prikkels worden nog pijnlijker”?

A

Allodynia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is Hyperalgesie?

A

Pijnlijke prikkels worden nog pijnlijker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de wetenschappelijke benaming voor “Pijnlijke prikkels worden nog pijnlijker”?

A

Hyperalgesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de gevolgen van anesthesie op het lichaam?

A

Effecten op het autonome zenuwstelsel

  1. Cardiovasculair systeem
  2. Respiratiesysteem
  3. Lever / nierfunctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de gevaren van anesthesie?

A

Je kan niet de diep want :

  1. Insufficiënt cardiaal en resperatoir functioneren
  2. Inadequate weefsel perfusie en oxygenatie
  3. Verminderd functioneren vitale organen
  4. Verstoring zuur-base evenwicht en elektrolyten balans
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke typen anesthesie zijn er?

A

Algeheel
1. Mono –> 1 middel –> is vaak overdosering = gevaarlijk
2. Combinatie –> meerdere middelen –> beter gebalanceerd
Lokaal
1. Lidocaïne –> bijv op huid of vliezen
2. Ruggeprik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de 3 fases van anesthesie?

A
  1. Inductie
  2. Onderhoud
  3. Recovery
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is belangrijk bij de inductie?

A

Dat de dieren kalm zijn en stress vermijden. Indien nodig iets kalmerends toedienen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is belangrijk bij de onderhoudsfase?

A

De interne fysieke toestand goed monitoren!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is belangrijk bij de recovery fase?

A
  1. Snel wakker worden (vooral bij kleine dieren)
  2. Verplicht zorg dragen dat het proefdier ongerief wordt bespaard in de mate waarin dit mogelijk is zonder de proef te verijdelen. (= pijnmedicatie na ok etc)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de farmaca groepen?

A
  1. Anticholinerginca
  2. Sedativa
  3. Lokaal-analgetica
  4. Opiaten (narcotische analgetica)
  5. Neuroleptica (ataractica)
  6. Hypnotica
  7. Dissociativa
  8. Inhalatie-anesthetica
  9. NSAID’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het doel van een sedativa en welke 3 hoofdgroepen zijn er?

A

Het kalmeren van de patiënt

  1. Major tranquilizers
  2. Minor tranquilizers
  3. alpha2 adrenerge agonisten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de eigenschappen van een alpha2 adrenerge agonist?

A
  1. Werken enkele uren
  2. Versterken werking andere farmaca
  3. Sterke sedatie / soms slaap
  4. Spierverslapping
  5. Analgesie voor 45-60 minuten
20
Q

Wat zijn de bijwerkingen van een alpha2 adrenerge agonist?

A
  1. Vasoconstrictie

2. Bradycardie

21
Q

Wat is vasoconstrictie?

A

Hoge bloeddruk

22
Q

Wat is bradycardie?

A

Langzame hartslag

23
Q

Wat is het voordeel van een alpha2 adrenerge antagonist en welke gebruiken we op de Hogeschool?

A

Je kan ze tegenprikken met een antagonist waardoor je de werking kan opheffen. (= antisedan)

  1. Xylazine (rompun)
  2. Medetomide
24
Q

Wat zijn de eigenschappen van opiaten/opioïden?

A
  1. Sterk analgeticum
  2. Narcotische analgetica
  3. Natuurlijke pijnstillers
25
Q

Wat zijn de nadelen van opiaten/opioïden?

A
  1. Staan onder strenge controle

2. Gewild door mensen

26
Q

Wat zijn de bijwerkingen van opiaten/opioïden?

A
  1. Speekselsecretie
  2. Bradycardie
  3. Sedatie
  4. Ademhalingsdepressie
    - antagoneren met naloxone of naltrexon
  5. Misselijkheid en braken
  6. Histamine release (jeuk)
  7. Euforie / Dysforie
  8. Hallucinaties
27
Q

Wat zijn opioïden?

A

Chemische derivaten van opiaten

28
Q

Wat zijn de eigenschappen van dissociatieve anesthesie en welk middel wordt veel gebruikt?

A
  1. Kaakspanning en slikreflex blijven aanwezig
  2. Oppervlakkige slaap
  3. Goede analgesie
    Ketamine
29
Q

Wat zijn de bijwerkingen van dissociatieve anesthesie?

A
  1. Sterke spierspanning –> moet altijd icm sedativum

2. Hartfrequentie omhoog in combinatie met vasoconstrictie

30
Q

Wat voor een stof is een spierrelaxantia, mag je deze zonder andere middelen gebruiken en zo nee waarom niet?

A
  1. Curare-achtige stoffen
  2. Dieren alleen behandelen met een spierverslapper is dierenmishandeling dus NEE
  3. Je ziet geen tekenen van pijn want de spieren werken niet
31
Q

Wat zijn parasympathicolyritica, waar worden deze stoffen voor gebruikt, en wat is het grote nadeel?

A
  1. Remming van lichaamsreacties
    - Speekselsecretie
    - Bradycardie
    - Bronchoconstrictie
  2. Meest gebruikte stof = atropine
  3. Groot nadeel = Tachycardie = toename hartfrequentie
32
Q

Wat is inhalatieanesthetica, welke wordt het meest gebruikt en in combinatie met wat?

A
  1. Inhalatieanesthetica is een anesthesie welke geinhaleerd wordt ipv geinjecteerd
  2. Isofluraan
  3. 30% zuurstof
33
Q

Waarom wordt er vaak gekozen voor inhalatie tov injectie?

A
  1. Narcose is beter stuurbaar
  2. Is makkelijker
  3. Geringe biotransformatie (de stof gaat alleen de longen in en uit)
34
Q

Waarom geen inhalatie tov injectie?

A
  1. Minder kans op milieu vervuiling
  2. Kans op hepatoxiciteit
  3. Grotere investering
    - apperatuur
    - kennis
35
Q

Welke inhalatiesystemen zijn er?

A
  1. Gesloten
    - Bevat een CO2 absorbeerder
    - Anesthetica komt niet bij mensen maar gaat terug in de machine
  2. Open
  3. Deels open / gesloten
36
Q

Waar is een inhalatie anesthesie van afhankelijk?

A
  1. Diersoort
  2. Ingreep (invasief / duur ingreep)
  3. Ondersteuning
  4. Monitoring
  5. Onderzoeksvraag (middel kan invloed hebben)
37
Q

Wat is een MAC waarde en wat is een MAC awake waarde?

A

MAC = Minimal Alveolaire Concentratie
- Concentratie waarbij 50% van de dieren geen respons geeft op een pijnlijke prikkel
- Anesthesie vaak op 1,5 MAC
Mac Awake
- Concentratie waarbij 50% van de dieren wakker wordt

38
Q

Welke aspecten zijn belangrijk bij anesthesiologische zorg. (voor en tijdens en na de operatie)?

A
  1. Huisvesting en algemene verzorging
  2. Hypothermie
  3. Vochtbalans
  4. Monitoring / diepte van anesthesie
39
Q

Welke pre-ok factoren zijn belangrijk bij de anesthesie?

A
  1. Wennen aan experiment omstandigheden
  2. Laten vasten van het dier voor de ok
    - Cavia’s en ratten kunnen niet overgeven
  3. Pre-anesthetische sedatie en analgesie
    - werkt stress verlagend = minder spreiding in resultaten
  4. Temperatuur en vochtbalans voor OK opmeten = nulpunt
40
Q

Waarom kan hypothermie snel optreden tijdens een OK?

A
  1. Anesthesie onderdrukt het temperatuur controle systeem in de hersenen
  2. Het dier ligt stil tijdens de operatie
  3. Dier kan vloeistoffen toegediend krijgen die kouder zijn dan het lichaam
  4. De omgeving is kouder dan het dier
41
Q

Wat kunnen we doen om hypothermie tegen te gaan tijdens een OK?

A
  1. Voeg bij een lange OK warmte toe (bijv warmtemat)
  2. Dier afdekken wanneer je niet bezig bent
  3. Indien vloeistoffen toe dienen zorgen dat deze op lichaamstemp. zijn
42
Q

Hoe verliezen dieren vocht tijdens de OK?

A
  1. Uitademing
  2. Operatiegebied
  3. Bloedverlies
  4. Nieren
43
Q

Hoe kan vochtverlies gecompenseerd worden tijdens een OK?

A
  1. Warm houden van het dier
  2. Vocht toedienen FS + glucose
    - op lichaamstemp
  3. Bloedtransfusie (= bij grotere dieren)
44
Q

Wat wordt er gemonitord tijdens een OK en hoe vaak?

A

Elke 15 minuten worden een aantal eigenschappen gecontroleerd :

  1. Temperatuur
  2. Turgor (= vochtbalans)

Gedurende de OK door het dier in de gaten te houden:

  1. Ademhalingsfrequentie
  2. PaCO2
  3. Hartslagfrequentie
  4. Zuurstofsaturatie
45
Q

Met behulp van welke reflexen kunnen we de diepte van anesthesie monitoren?

A
  1. Omkeer reflex
    - Op de rug leggen, draait het dier weer om?
  2. Ooglid reflex
  3. Tussenteen reflex
  4. Slikreflex
  5. Pupilreflex
46
Q

Wat draagt bij aan een snelle recovery na de OK?

A
  1. Algemeen dierondersteunende zorg
  2. Snel wakker worden
    - Herstel thermoregulerende functies
    - Herstel infectieweerstand
  3. Toedienen van antiobiotica
  4. Bestrijden van post-anesthetische excitatie
    - Dier rustig houden
  5. Adequate pijnstilling