Hc 3 Flashcards

1
Q

Immanuel kant en zijn reactie op de onverklaarbaarheid van natuurwetten;

A

Immanuel Kant las het werk van Hume en zei dat dat hem uit zijn dogmatische sluier had gebroken. Voordat hij het werk had gelezen dacht hij dat we (onder andere) werkelijk wisten dat de wetten van Newton correct waren. Dan leest hij Hume die uitlegt dat we de kennis van natuurwetten nooit zeker kunnen rechtvaardigen, omdat we geen oorzaak-gevolg relaties kunnen verklaren. Je kan wel geloven dat ze waar zijn, maar niet weten dat ze waar zijn. Kant concludeert dat er een probleem is en gaat kijken of er niet een manier is om kennis van die natuurwetten toch te redden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Immanuel kant; eens met hume

A

je kant niet via je zintuigen vaststellen of een algemene bewering waar is, bijv. “alle kaarsen smelten in de zon”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Immanuel kant; oneens met hume

A

we kunnen wel degelijk vaststellen door een combinatie, een synthese, van rationalisme en empirisme dat een algemene bewering, zoals “alle kaarsen smelten in de zon” waar is en kunnen weten. Kennis komt voort uit de combinatie van verstand door de ratio en zintuiglijke waarneming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vermogens zintuiglijkheid en verstand kunnen geen functies uitwisselen;

A

waarneming.
“Zonder zintuiglijkheid zou ons geen object gegeven worden, en zonder verstand zou er geen object worden gedacht. […] Deze twee vermogens of capaciteiten kunnen hun functies ook niet uitwisselen. Het verstand kan niets aanschouwen en de zintuigen kunnen niets denken. Alleen uit hun vereniging kan kennis ontstaan”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Synthese rationalisme en empirisme

A
  1. A priori vs a posteriori
  2. Analytisch vs synthetisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. A priori vs a posteriori
A
  • a priori oordeel; toegankelijk zonder naar de werkelijkheid te kijken; te
    bereiken/ vaststellen met je verstand (kijken naar de begrippen). Je kunt de bewering vaststellen op waarheid door te kijken naar de begrippen/ definities.
    ֍ “Een zus is een vrouw”.
  • a posteriori oordeel; hiervoor moet je wel naar de werkelijkheid kijken; om de waarheid vast te stellen moet je onderzoek doen. Deze bewering kun je niet enkel met je verstand inzien.
    ֍ “Er zitten 73 bonen in de chili”.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. Analytisch vs synthetisch
A

• Synthetisch oordeel: vermeerdert je kennis door onderzoek, hier gaat
wetenschap om.
֍ Kant: “sommige lichamen (objecten) zijn zwaar”.

• Analytisch oordeel: vermeerdert je kennis niet, maar analyseert wat je al
weet. De begrippen die je al bezit, analyseren en uitspraken over doen (geen onderzoek).
֍ Kant: “elke lichaam is uitgebreid”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Analytisch- a priori

A

“elk lichaam is uitgebreid”
Analyseren wat je al weet, om te weten of het waar is moet je goed nadenken (geen onderzoek).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Analytisch - a posteriori

A

bestaat niet, als iets een analyse is van wat je al weet, dan hoef je geen onderzoek meer te doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Synthetisch - a priori

A

kennis vermeerderen, zonder empirisch onderzoek = rationalisme. “5 + 7 = 12”, wanneer je leert rekenen en het begrip van 5, +, 7, =, hebt, dan kun je door je verstand de som uitrekenen, zonder onderzoek. Bestaan niet volgens Empiristen, want dit zou betekenen dat er kennis bestaat die niet uit de waarneming afkomstig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Synthetisch - a posteriori

A

kennis vermeerderen door empirisch onderzoek met de zintuigen: “Dit is een geel boek”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kant wil met zijn oordelen laten zien dat;

A

[1] er synthetische kennis a priori mogelijk is en [2] dat als dat zo is, dat het dan ook een synthetisch oordeel a priori is dat de wereld causaal gestructureerd is. Op die manier wil hij kennis van de natuurwetten van Newton redden voor zover die vertellen dat alles in de natuur veroorzaakt is (‘alles in de natuur is veroorzaakt’ is dan een synthetisch a priori oordeel).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noumenale wereld

A

de wereld-op-zich, geen kennis over mogelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Fenomenale wereld

A

de wereld zoals die aan ons verschijnt, synthetische - a
priori oordelen kunnen hier worden ontdekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Transcendentaalfilosofie

A

uitleggen van voorwaarden waaronder kennis van de fenomenale wereld, mogelijk is. Transcendentaal: de mogelijkheidsvoorwaarden van kennis betreffend.
- vormen van waarneming
- categorieën van ons verstand

Wikipedia; richting binnen de moderne kritische filosofie die zegt dat het (in de filosofie) niet om de dingen zelf gaat, maar om de manier waarop we de dingen kunnen kennen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vormen van waarneming

A

Empirisme; ruimte en tijd. Op de één of andere manier zorgen de dingen uit de onkenbare/ noumenale wereld ervoor dat de wereld altijd aan ons verschijnt/ presenteert in tijd en ruimte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Categorieën van ons verstand

A

Rationalisme; substantie en causaliteit. Input krijg je binnen via de zintuigen door de waarneming van ruimte en tijd, maar dit is een verzameling van losse waarnemingen, waarbij het verstand categorieën moet maken. Door de losse waarnemingen te categoriseren ontstaat er kennis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Voorbeeld substantie

A

objecten hebben altijd een bepaalde vorm (verschijnen altijd in de ruimte aan ons) en duren altijd (bestaan kortere of langere tijd - verschijnen dus altijd in de tijd aan ons). De categorie die je er op kunt plakken is een substantie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Kant maakte een synthese van empirisme en rationalisme

A

Hier zien we dus duidelijk dat Kant een synthese heeft gemaakt van empirisme en rationalisme. Voor kennis hebben we vormen van de waarneming nodig die samenwerken met het verstand door middel van categorisatie.

20
Q

Copernicaanse wending

A

de wereld legt geen structuur op aan ons, maar wij aan de wereld; het verstand categoriseert waarnemingen, waardoor het verstand structuur oplegt aan de fenomenale wereld (vergelijk Copernicus: de zon draait niet om de aarde, wij draaien om de zon).

Volgens Kant is dit a priori, omdat het niet anders kan dan dat de wereld zich aan ons in de vormen van de waarneming en de categorieën van het verstand verschijnt. Hoe kan iets niet in tijd en ruimte verschijnen? Hoe kan iets verschijnen als iets dat niet tot een categorie behoort? Eén van die categorieën is ‘oorzakelijkheid’: het kan volgens Kant niet anders dat de dingen als oorzaken en gevolgen aan ons verschijnen. Hiermee meent hij dus de kennis van algemene beweringen waarin causaliteit voorkomt te redden.

21
Q

Kant zegt dat de noumenale wereld onkenbaar is, maar

A

maar deze wereld zorgt voor de input naar ons toe. Maar hoe kan je dan zeggen dat de dingen-op-zich ervoor zorgen dat wij gewaarwordingen hebben? Dat kan hij dus helemaal niet beweren. Bovendien lijken de dingen-op-zich nu oorzaken te worden, maar ‘oorzakelijkheid’ is een categorie die van toepassing is op de waarnemingen in
de fenomenale wereld.

22
Q

Problemen voor kant

A

• Tegen intuïtief om te stellen dat mensen structuur opleggen aan te wereld.
- Kant dacht dat we kennis hadden (synthetisch a priori) van bijvoorbeeld de
natuurwetten van Newton. In dat geval zouden die wetten dus niet onwaar kunnen blijken te zijn, echter kan dat wel blijken. In dat geval heb je dus met je verstand iets verkeerd beredeneerd.
• Kant meent echte kennis te hebben, die heeft betrekking op de fenomenale wereld. Maar dat is erg onbevredigend; we willen liever kennis van de wereld zoals die echt is hebben. De lat wordt door Kant dus wel erg laag gelegd en de scepticus zal zeggen dat dit zijn positie, dat we geen kennis over de wereld kunnen hebben, niet weerlegt.

23
Q

Ook Kants poging om de scepticus te weerleggen is mislukt. Het is wel begrijpelijk dat Kant de natuurwetenschappen wilde redden, want die bleken in zijn tijd enorm succesvol te zijn. In de 18e eeuw was de vraag of zo’n succes als dat in de natuurwetenschappen te zien was ook te verwachten was in de sociale wetenschappen. Er van uitgaande dat het mogelijk is om wetenschap te bedrijven over de mens en zijn sociale relaties, moeten we dan:

A

• Eén wetenschappelijke methoden die op alle problemen wordt losgelaten. De methode uit de natuurwetenschappen toepassen? = positivisme.
• Een andere methode (eigen aan de sociale wetenschappen) gebruiken? = hermeneutiek.

24
Q

Positivisme volgens auguste comté

A

is een term die door Auguste Comté, grondlegger sociologie, is ingevoerd, waarmee hij beweerde dat je de methode van de natuurwetenschappen kunt gebruiken om problemen in de samenleving op te lossen. Hij wilde sociale problemen in de (Franse) samenleving oplossen. Er was hongersnood in Frankrijk, maar na Franse Revolutie was er maar weinig veranderd voor veel mensen. Er was nog steeds veel honger en aan de andere kant waren mensen met enorme luxe.

25
Q

Volgens Comté ligt de oplossing van sociale problemen in;

A

consensus over de grondslagen van de samenleving. In de politiek bestaat geen methode om tot consensus te komen, in de wetenschap wel. Dit moeten we doen door de beginselen van het positieve denken vast te leggen.

26
Q

Sociologie

A

Sociologie: sociale problemen oplossen door wetenschap toe te passen.

27
Q

Hiërarchie in de wetenschap

A

1) Sociologie.
2) Biologie.
3) Scheikunde.
4) Natuurkunde.
5) Astronomie.
6) Wiskunde.

28
Q

Comté meende een historische waarheid ontdekt te hebben:

A

samenlevingen (en daarmee de ‘wetenschap’ in die samenlevingen), doorlopen altijd drie stadia:
1) Het theologische of fictieve stadium
2) Het metafysische of abstracte stadium.
3) Het positieve, reële of wetenschappelijke stadium.

29
Q

Theologisch stadium

A

Dit stadium wordt gekenmerkt door een geloof in bovennatuurlijke wezens en krachten:
• Animisme:
- polytheïsme
- monotheïsme

Leven wordt bijvoorbeeld verklaard doordat god zijn adem in de mens blies.

30
Q

Animisme

A

toeschrijven van een geestesleven, zelfs aan materiële dingen.

31
Q

Polytheïsme

A

Bestaan van meerere goden

32
Q

Monotheïsme

A

Bestaan van 1 god

33
Q

Metafysisch stadium

A

Dit stadium wordt gekenmerkt door het toeschrijven van abstracte krachten, essenties, vermogens ter verklaring van fenomenen.

Leven wordt bijvoorbeeld verklaard doordat er een levenskracht in ons zou zitten.

34
Q

Positieve stadium (wetenschappelijk stadium)

A

Dit stadium wordt gekenmerkt door het verklaren van fenomenen door te zoeken naar de causale en mechanische verklaringen. Die vinden we alleen door voorzichtige observatie.

Leven wordt bijvoorbeeld verklaard doordat we uit kunnen leggen hoe het verteren van eten, metabolisme, reproductie (d.w.z. de verschillende aspecten aan levende wezens) werken.
Voorbeeld: in Nederland hebben alle politieke partijen een wetenschappelijk bureau, wat zou moeten helpen om tot consensus te komen. Wat enkel lukt wanneer de wetenschap niet politiseert of gemanipuleerd wordt. Als je naar wetenschappers luistert dan gaat de Corona-curve naar beneden. Maar als je niet luistert naar de wetenschap, dan gaat het helemaal mis.

35
Q

Comtés ideeën; toepassing moderen psychologie

A

Als je Comtés opvattingen doortrekt naar de moderne psychologie, dan kan je daar ook zien dat we niet langer meer in een ziel geloven, maar dat we materialisten (moeten) zijn en als je echt wilt weten wat er aan de hand is met iemand die bijvoorbeeld een mentale stoornis heeft, dan wil je de oorzaken weten.
• Psychologie postuleert ook geen metafysisch principe.
• Psychologie is in het wetenschappelijke stadium aanbeland.
Voorbeeld: Wat veroorzaakt een autisme spectrum stoornis? Als je dat weet, dan verwerf je (mogelijk) echte kennis.

36
Q

Andere visie (hermeneutici)

A

Het positivisme kan toegepast worden op disciplines die de status wetenschap hebben, zoals psychologie of sociologie. Echter, zijn er ook filosofen en wetenschappers die menen dat de sociale wetenschappen (mens- en maatschappij wetenschappen, gedragswetenschappen) een eigen methode moeten hebben die anders is dan de methode van de natuurwetenschappen: Hermeneutici.

37
Q

Hermeneutiek

A

gaat over de vaardigheid in het interpreteren. Oorspronkelijk betrof het de mythologische verhalen (o.a. van Homerus) waarbij je moest kijken of het werkelijk was gebeurd of dat er een verborgen boodschap inzat, je die boodschap moet zoeken.
Voorbeeld Icarus: Icarus wilde van eiland naar het vaste land vliegen, door van was en veren, vleugels te maken. Dicht langs de zon vliegen zou ervoor zorgen dat de was smelt, waardoor hij in zee viel. Dit was een straf van de Goden, om niet zo als hun te willen zijn door arrogantie (hubris).
• In de Middeleeuwen wordt voor interpretatie van de Bijbel hermeneutiek gebruikt als ontcijfering.
• Rond de 18e eeuw wordt hermeneutiek gebruikt als methode om alle moeilijke teksten te interpreteren.
• 19e eeuw wordt het dus gezien als een wetenschappelijke methode die tegenover staat (of naast) die van de natuurwetenschappen.

38
Q

Mensen volgens hermeneutici

A

Mensen zijn, volgens hermeneutici, meer dan louter fysieke objecten (mensen zijn biologische wezens, mensen zijn een fysiek natuurlijke object) en dienen daarom ook anders benaderd te worden → niet (alleen) via de natuurwetenschappelijke methode.

39
Q

De verstehende (begrijpende) methode

A

• De natuurwetenschappen willen erklären (verklaren) in termen van oorzaak en
gevolg (men beantwoordt de vraag: hoe?).
• De sociale wetenschappen willen verstehen in termen van redenen (men
beantwoordt de vraag: waarom?).
Daarbij moet je dus aandacht hebben voor de individuele gevallen; men moet aandacht hebben voor het subjectieve perspectief.

40
Q

De hermeneutische cirkel

A

Het begrijpen/ verstehen van iemands binnenleven kan vergeleken worden met de interpretatie van een tekst. Dat moeten we opnieuw en opnieuw lezen om het te begrijpen: hermeneutische cirkel. Als je het hele boek hebt gelezen en weer teruggaat naar hoofdstuk 1 snap je dat veel beter, en snap je ook beter de redenen om het op een bepaalde manier op te schrijven. Als je de geschiedenis en het verhaal van een persoon kent, begrijp je een handeling van die persoon veel beter.
Als je dit methodisch doet, kom je uit bij de methode van het verstehen volgens de hermeneutici.

41
Q

Wat doe je als psycholoog volgens hermeneutici?

A

Als psycholoog moet je volgens hermeneutici gaan zoeken naar de redenen waarom mensen zich op een bepaalde (afwijkende) manier gedragen. Dus als je wilt weten waarom iemand met een autisme spectrum stoornis zich gedraag zoals die zich gedraagt, zoek je niet naar onderliggende oorzaken (= verklären), maar naar de redenen. Deze redenen zouden verschillen van individu op individu. Hier komen al vraagtekens, want heeft iemand met ASS wel redenen om zich zo te gedragen?

42
Q

Hermeneutiek in de moderne sociale wetenschappen

A

Echter, is er nauwelijks hermeneutiek in de moderne sociale wetenschappen. Als je naar de meeste sociale wetenschappen op dit moment kijkt, dan zie je dat er vrij weinig aan verstehen gedaan wordt. Men zoekt dus blijkbaar in de sociale wetenschappen toch naar begrip van de mens en menselijke relaties door algemene wetmatigheden te zoeken (= erklären). Met andere woorden, als je naar bijvoorbeeld de moderne academische opleidingen kijkt, dan zijn die eerder positivistisch dan hermeneutisch.

Dit komt doordat hermeneutiek geen wetenschap is. Echter, betekent dat niet dat hermeneutiek/ interpreteren niet belangrijk is, maar het is geen methode om feiten/ wetmatigheden te achterhalen. Je achterhaalt er alleen individuele redenen in een menselijk leven mee.

43
Q

Natuurwetenschappen volgens windelband

A

Volgens Windelband zijn de natuurwetenschappen nomothetisch (algemene, universele kennis) en de sociale wetenschappen zijn idiografisch (beschrijven historisch unieke gebeurtenissen, bijvoorbeeld in biografieën).

44
Q

Kritiek op verstehen vanuit de moderne hermeneutiek

A

Wanneer je mensen gaat interpreteren, doe je dat altijd ten opzichte van je eigen kennis, ideeën en achtergrond, waardoor het resultaat niet altijd subjectief is (Habermans en Gadamer). Als wetenschap objectief dient te zijn, dan is verstehen dus geen wetenschappelijke methode.

45
Q

Kritiek op verstehen vanuit het neo-positivisme

A

Logisch Positivisten wilden ook een objectieve wetenschap en dan kan je feitelijk niets zeggen over het innerlijk leven van anderen, want je hebt alleen maar het gedrag dat je waarneemt. Hoe moet je checken of dat wat je zegt feitelijk klopt? Er zijn dan vele alternatieve interpretaties mogelijk.

46
Q

Kritiek op verstehen vanuit van hempel

A

Je interpreteert dingen vanuit wat je weet, waardoor interpretatie en inleven in een ander subjectief is. Hempel stelt dat je je misschien soms helemaal niet kan inleven, bijv. bij paranoia. Bepaald gedrag kun je enkel verstehen wanneer je dit gedrag zelf uitvoert/ hebt. Als je je eigen perspectief nodig hebt, om een ander te kunnen interpreteren, dan kun je ze niet verstehen. De praktijk wijst echter uit dat dat wel kan, je kan zonder paranoia te hebben gehad wel mensen die dat wel hebben helpen.