HC 12 Affectieve Stoornissen Flashcards
Stemmingsstoornissen
Verschil tussen depressieve symptomen (vragenlijsten) en depressieve stoornissen (klinische beoordeling)
Unipolair vs bipolair
Unipolair: puur depressieve stoornis
Bipolair: periodes van depressie en manie die elkaar afwisselen
Endogeen vs reactief
Endogeen: depressie heeft geen reden
Reactief: depressie is een reactie op stressvolle levensgebeurtenissen.
Bipolaire I stoornis
De klassieke manische depressie
Bipolaire II stoornis
Is de depressie het meest prevalent symptoom en is het een mildere vorm van bipolair I
Manische episode
Een duidelijke herkenbare periode van verhoogde of prikkelbare stemming. Opgeblazen gevoel van eigenwaarde, snel afgeleid en grotere risico’s nemen
Hypomanische episode
Mildere versie van manische episode die maar een paar dagen duurt.
Cortisol
Stresshormoon
Cateholamines
Varianten van het aminozuur tyrosine
- dopamine
- norepinephrine
- epinephrine
Indoleamines/ tryptamines
Varianten van het aminozuur tryptofaan
- serotonine
- melatonine
Norepinephrine
Wanneer er voldoende norepinephrine in de synaptische spleet is, is er geen depressie.
Medicament AMPT
Zorgt voor dat enzymen worden geblokkeerd die betrokken zijn bij het omzetten van tyrosine in norepinephrine. > minder norepinephrine wordt ingepakt in granules en minder naar de synaptische spleet wordt getransporteerd> depressie
Monoaminedepletie
Het niet kunnen omzetten van tyrosine naar norepinephrine.
MOA monoamine oxidase
Eet overgebleven norepinephrine op. Zorgt voor minder norepinephrine in de synaptische spleet > depressie
Monoamine Oxidase Inhibitors (MAOI)
Inhibeert MAO waardoor er niet meer zoveel norepinephrine opgegeten wordt en er meer in de synaptische spleet terecht komt > depressie neemt af.