Handbook of differential diagnosis: Chapter 1 Flashcards

1
Q

6 basic steps

A
  1. ruling out Malingering and Factitious Disorder
  2. ruling out a substance etiology
  3. ruling out an etiological medical condition
  4. determining the specific primary disorders
  5. differentiating Adjustment Disorder from the residual Other Specified and Unspecified conditions
  6. establishing the boundary with no mental disorder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

step 1

A

ruling out malingering and factitious disorder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ruling out malingering and factitious disorder: waarom?

A

je moet zeker weten dat de patient eerlijk is over de nature en severity van zijn/haar symptomen, anders kan je geen accurate diagnose stellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waar zit het verschil tussen malingering en factitious disorder

A

in de motivatie voor het bedrog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

malingering =

A

Het opzettelijk vertonen van valse of zwaar overdreven lichamelijke of psychische symptomen, gemotiveerd door externe drijfveren.

faking symptoms, motivation is achievement of a clearly recognizable goal (insurance, avoiding legal or military responsibilities, obtaining drugs)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

factitious disorder =

A

diagnosis assigned to individuals who falsify illness in themselves or in another person, without any obvious gain.

When the deceptive behavior is present even in the absence of obvious external rewards

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waarom staat er niet meer in dat het aannemen van een ziekterol de reden is voor factitious disorder

A

Although the motivation for many individuals with Factitious Disorder is to assume the sick role, this criterion was dropped in DSM-5 because of the inherent difficulty in determining an individual’s underlying motivation for his or her observed behavior.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wanneer moet je op je hoede zijn voor factitious/malingering

A
  1. als er duidelijke externe motivatie/beloningen zijn voor een diagnose (disability determinations, forensic evaluations, prison setting),
  2. als de patient met een cluster van symptomen aankomt die meer een soort beeld reflecteren van slechte mentale gezondheid in het publieke oog,
  3. wanneer de symptomen radicaal veranderen per gesprek,
  4. wanneer de patient een presentatie van symptomen heeft die lijkt op die van een rolmodel (another patient on the unit, family)
  5. wanneer de patient manipulatief of suggestief is
    (6. maar ook: opletten dat je niet te goedgelovig of juist te kritisch bent)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waarom is rule 2 zo belangrijk

A
  • omdat bijna elke symptomen die je ziet in een kliniek veroorzaakt kunnen worden door genotsmiddelen
  • most common diagnostic error
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waarom is het zo lastig om middelengebruik te diagnosticeren

A
  • heel prevalent in populatie (veel mensen gebruiken veel verschillende medicaties etc)
  • kan zich presenteren als veel verschillende symptomen
  • mensen onderschatten hun intake vaak
  • en…. het feit dat ze zich samen presenteren betekent niet perse een causaal verband
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat doe je om middelengebruik te onderzoeken

A
  1. history en physical examination of signs of substance intoxication or substance withdrawal.
  2. familie en labwaarden (omdat mensen het zelf onderschatten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat doe je na het vaststellen van middelen gebruik

A

kijken of er een etiologische relatie is tussen het middel en de symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke 3 soorten relaties heb je tussen middelen en symptomen

A
  1. symptomen zijn directe effecten van middel op het CNS -> Substance-induced disorder
  2. middelengebruik is een gevolg van een primair psychiatrisch syndroom
  3. de psychiatrische symptomen en middelen zijn onafhankelijk van elkaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe check je eerst of er een temporale relatie is tussen het middelengebruik en het ontstaan/vasthouden van de symptomen

A

is er een periode waarin de symptomen er waren zonder de context van de middelen?

en komt de natuur van de middelen ongeveer overeen met de symptomen?

andere factoren: familiegeschiedenis, vergelijkbare episodes, of medische conditie

(dit is wel lastig: dus vaak moet je diegene echt laten stoppen en dan pas weet je of het primair of secundair was)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

na hoeveel tijd stoppen met middelen kan je iets zeggen over de diagnose

A

meestal wordt 1 maand aangehouden (als de symptomen dan zijn afgenomen: meer bewijs voor door middelen geinduceerde symptomen).

maar, dit verschilt per setting: in afkickklinieken vaak langere periode voor diagnose (om niet te overdiagnosticeren van psychiatrische syndromen) en in psychiatrische inrichtingen juist weer sneller omdat het een acute situatie is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat voor middelen komen vaak voor bij schizofrenie en anxiety

A

patients with negative symptoms of Schizophrenia often prefer stimulants, whereas patients with Anxiety Disorders often prefer CNS depressants.

17
Q

wat was er vroeger met step 3: ruling out a disorder due to a general medical condition

A

This and the previous step of the differential diagnosis make up what was traditionally considered the “organic rule-outs” in psychiatry, in which the clinician is asked to first consider and rule out “physical” causes of the psychiatric symptomatology. Although DSM no longer uses words such as organic, physical, and functional, to avoid the anachronistic mind-body dualism implicit in such terms, the need to first rule out substances and general medical conditions as specific causes of the psychiatric symptomatology remains crucial.

18
Q

wat bedoelen ze met medical condition

A

When the phrase “due to a medical condition” is used, what is really meant is that the symptoms are due to a medical condition that is classified outside the ICD mental disorders chapter—that is, a nonpsychiatric medical condition.

dus dat het een gevolg is van een medische conditie

19
Q

waarom is de differentiele diagnose van medical condition lastig

A
  1. symptomen kunnen erg overlappen (weight loss and fatigue: MDD of ziekte?)
  2. soms zijn de eerste symptomen van een ziekte psychisch (depression preceding pancreatic cancer or brain tumor)
  3. relationship between the medical condition and symptoms may be complicated (depression or anxiety as a psychological reaction to having the general medical condition vs. the medical condition being a cause of the depression or anxiety via its direct physiological effect on the CNS)
  4. patienten worden vaak in mentale gezondheid klinieken gezien, waar deze medische condities minder vaak herkend worden
20
Q

wat zijn 2 medische situaties waar je dus bij op moet letten

A
  • depressie: thyroid function tests
  • late onset psychotic symptoms: brain imaging
21
Q

5 etiologische relaties bij medical en psychische symptomen

A
  1. direct physiological effect on the brain
  2. psychologisch mechanisme (gediagnosticeerd met kanker)
  3. medicatie (dan diagnose: medication-induced)
  4. psychiatrische symptomen veroorzaken/versterken medische conditie
  5. coincidental/independent van elkaar
22
Q

2 clues dat het een direct fysiologisch effect is van een medische ziekte

A
  1. als de psych. sympt. beginnen bij de onset van medisch, en steeds correleren aan die medische conditie, en weggaan als de medische conditie weggaat.
  2. als de presentatie atypisch is in symptoom patroon, leeftijd van onset of course
23
Q

adjustment disorder=

A

is an emotional or behavioral reaction to a stressful event or change in a person’s life The reaction is considered an unhealthy or excessive response to the event or change within 3 months of it happening

24
Q

welke twee opties heb je als de presentie niet voldoet aan een bepaald patroon van symptomen, of als het onder de ernst/duratie grenswaarden valt

A

adjustment disorders of residual other specified or unspecified disorders

25
Q

wanneer mag je adjustment/residual disorders diagnosticeren

A

als de presentatie ernstig genoeg is om significante impairment/distress te geven, en een psychologisch of biologische afwijking presenteert.

26
Q

residual other specified or unspecified disorder=

A

als er niet perse een stressor is die het heeft veroorzaakt

27
Q

wanneer doen ze unspecified

A

als er bijvoorbeeld niet genoeg info is

28
Q

wat moet je doen bij de laatste stap

A

de grens bepalen van dit met geen mentale stoornis:
op basis van
- cultuur
- individu
- client bias
- clinician bias
- available resources
- setting (huisarts, ziekenhuis, psych inrichting etc)