h9 ontwikkeling van de autonomie Flashcards
bsdqf
objectives
- correcte DEFINITIES kunnen geven van autonomie bij adolescenten
- de ONTWIKKELING van autonomie vanuit verschillende perspectieven kunnen beschrijven
3; op een genuanceerde manier kunnen stilstaan bij de GEVOLGEN van de autonomie-ontwikkeling voor jongeren - uitgaande van autonomie als ontwikkelingstaak voor jongeren, inzien wat de DETERMINANTEN van deze ontwikkeling zijn
- genuanceerd kunnen antwoorden op de vraag of autonomie alleen goed is voor Westerse jongeren (CULTUUR)
- De consequenties van je kennis over autonomie voor je beroep als leerkracht begrijpen en kunnen toepassen.
2 definities van autonomie
- Autonomie als ONAFHANKELIJKHEID, loskomen(separatie) tussen adolescenten en ouders, zowel fysiek als psychologisch. (bijna halvering van tijd met ouders)
- Autonomie als VRIJWILLIG of zelfgedetermineerd FUNCTIONEREN, het gevoel hebben dat je vrije keuzes hebt (zonder druk), volgens je eigen waarden.
autonomie als onafhankelijkheid/loskomen (algemeen)
kinderen gaan door 2 separatie-individualisatieprocessen. 1 in de kindertijd en 1 in de ado. Dit kan zowel goed als slecht verlopen en is ook voor de ouders een moeilijk proces
1e separatie-individuatie proces
Mahler (tss 3-6j)
- fysiek losmaken van symbiose met moeder,
- internaliseren van beeld van ouders
2e separatie-individuatie proces
Blos: dit is ontwikkelingstaak,
- DE-IDEALISATIE: afstand van beeld ouders, meer richten op leeftijdsgenoten en idolen vereren ipv ouders,
- VERANTWOORDELIJKHEID nemen voor eigen gedrag en fouten
Als separatie moeilijk gaat: foutgelopen de-idealisatie (3)
- leegte tussen oude en nieuwe bindingen -> emo problemen
- slaafse onderwerping aan sektes
- totale verwerping van idealisatie -> ouders = ouderwets
ALs separatie goed gaat (2)
- gedragsmatige onafhankelijkheid, zelfstandig beslissen over persoonlijke zaken.
- balans wordt behouden tussen verbondenheid en onafhankelijkheid
Opdeling van thema’s waarover kan worden beslist
- conventioneel (ongeschreven regels)
- prudentieel (veiligheid, gezondheid)
- gemengd
- persoonlijk
autonomie als vrijwillig functioneren
- volgens 1 van de ZDT’en zullen mensen van nature uit gedragsrulaties, doelen, … internaliseren. Hoe meer internalisatie van een bepaald gedrag, hoe meer het aanvoelt als vrijheid en autonomie.
Gedragingen worden opgedeeld in extrinsieke en intrinsieke motivatie.
Een andere opdeling gaat uit van gecontroleerde motivatie (moeten) en autonome motivatie (willen)
ZDT
zelfdeterminatietheorie
intrinsieke motivatie
activiteit uitvoeren omwillen van de activiteit zelf, deze is inherent boeiend en interessant
extrinsieke motivatie
activiteit uitvoeren om een uitkomst te bekomen die buiten de activiteit zelf is gelegen
- > extern,
- > introjectie (door schaamte schuld)
- > identificatie, (omdat je het zelf belangrijk vindt)
- > integratie (in lijn met innerlijke waarden)
onafhankelijkheid vs vrijwillig functioneren
- onafhankelijkheid meer REACTIEF afzetten van RELATIE met ouders
- vrijwillig functioneren meer REFLECTIEF nadenken over eigen PERSOON als BASISBEHOEFTE
staan relatief los van elkaar-> bv uit vrije wil streven naar onafhankelijkheid.
4 combinaties van onafhankelijkheid en vrijwillig functioneren
- gecontroleerde onafhankelijkheid
- autonome onafhankelijkheid
- gecontroleerde afhankelijkheid
- autonome afhankelijkeid
ontwikkeling van separatie/onafhankelijkheid
- NORMATIEF en logisch gevolg van biologisch, cognitieve en emotionele ontwikkeling
- eerst emotioneel (eerst m dan j) dan pas gedragsmatig loskomen