H1 Flashcards

1
Q

adolescentie

A

periode tussen de kinderjaren en de volwassenheid,

veel ontwikkeling, biologische rijpingsproces, soms moeilijk (10-23jaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

rol van leeftijd bij ontwikkeling

A

enige maatschappelijke kenmerk mogelijk, eigenlijk slechts benadering
recht, politiek, film… hier op gebasseerd
grens begin lager, einde hoger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Maturity gap

A

Moffit, Verwachting van omgeving om zelfstandig te zijn maar ado heeft pas later de middelen daarvoor -> probleem gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

emerging adulthood

A

Arnett, tegen maturity gap, ado kan langer experimenteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

transitional care

A

jeugdzorg is niet in leeftijd vast te leggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

puberteit

A

het proces van geslachtsrijp worden (incl hormonale ontwikkeling),
wordt bewust beleefd, niet leeftijdsgebonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

begin ado

A

BIOLOGISCH, maar horm ontw al veel vroeger, psych ontw niet synchroon met lichamelijek ontw, soc en cult invloeden (bv bo naar so)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

einde ado

A

CULTUREEL,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

3 vragen Steinberg over beeldvorming ado

A
  1. eenmalige stemming vs langdurig patroon
  2. spanning bij nieuwe taak vs spannign als signaal van gestoorde ontw
  3. problemen voor ado vs problemen van de ado (Moffit figuur)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

3 ontwikkelingspsychologische benaderingen op ado-periode

A
  1. karakteristieke ontw.periode met specifieke ontwikkelingstaken en fasen
  2. continu en discontinu
  3. interactie individu-omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

karakteristieken voor fase van de adolescentie

A
  1. vormen eigen identiteit en autonomie bereiken tov ouders
  2. manieren van omgaan met innerlijk beleefde conflicten
  3. bepaald niv. van cognitief functioneren

Fases zijn vooral didactisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ontwikkelingstaken

A
  • eisen en verwachtingen die binnen een bepaalde cultuur voor een bepaalde leeftijdsgroep gelden
  • bouwen op elkaar voort
  • succes -> welbevinden -> succes latere taken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

thema’s van ontwikkelingstaken volgens Slot

A
  1. positie ten opzichte van de ouders,
  2. ouderwijs of werk
  3. vrije tijd
  4. eigen woonsituatie
  5. autoriteit en instanties
  6. gezondheid en uiterlijk
  7. sociale contacten en vriendschappen
  8. sociale media en internet
  9. intimiteit en seksualitei
  10. cultuurverschillen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Continu en discontinue ontw

A

meestal voorspelbare voortgang, soms koerswijziging

  • plasticiteit als beschermende factor
  • kwetsbaarheid als risicofactor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

levenslooptrajecten

A

opeenvolging gebeurtenissen, continu én discontinu, zowel positieve/negatieve keerpunten als pos/neg versnellingen
complex samenspel tss individu en omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ontwikkelingspsychopathologie

A

onderzoek naar condities waaronder stoornissen in de ontwikkeling optreden, in stand blijven of verdwijne en individuele vershillen in aanpassing die daarbij voorkomen.

17
Q

transactioneel model

A

mensen geven hun eigen omgeving vorm, maar worden ook gevormd door hun omgeving.

18
Q

3 soorten persoon-omgeving interactie

A
  1. passieve interactie: individu krijgt bepaalde omgeving
  2. evocatieve interactie: omgeving veranderen door reacties van persoon op omgeving
  3. actieve interactie: selectie van omgeving
19
Q

erfelijke invloeden in ontwikkeling

A
  • overdracht generaties
  • tweeling- adoptie studies
  • epigenetica -> veranderign van werking genen onder invloed van omgeving
20
Q

diathesis-stress/differential susceptibility

A

a. moeilijk temperament-> gevoeliger voor neg. opvoeding

b. ook vatbaarde voor pos. omgeving.