h6 Flashcards
contrafactisch (wat + def. + voorbeelden)
manier van abstract denken
De reëel aanwezige stand van zaken wordt afgezet tegen datgene wat mogelijkerwijs het geval zou kunnen zijn
denken over toekomst, dingen die niet kunnen, zelfreflectie
hypothetisch-deductief (wat + def + 2 vb zinnen/vragen)
Manier van abstract denken
vanuit vooronderstellingen worden gevolgtrekkingen gemaakt die vervolgens worden getoetst aan de concrete werkelijkheid
Als … dan …. (hypothese … deductie…)
wat als…
combinatorisch (wat + def)
Manier van abstract denken
de voor een probleem relevante aspecten worden eerst uit elkaar gehaald en vervolgens systematisch gecombineerd zodat causale conclusies getrokken kunnen worden
causale verbanden afleiden
epistemologie
wetenschap die alles over kennis en het weten bestudeert
perseveratie
het niet los kunnen komen van iets dat de geest bezighoudt.
Cognitie
Proces van het kennen
- complex systeem van elkaar beinvloedende processen die een rol spelen bij het opdoen en gebruiken van kennis
Intelligentie
product van het kennen
- verzameling van vaardigheden
- vermogen kennis te verwerven
Basisprincipes Piaget
- cognitie is resultaat van biologisch adaptatieproces
- adaptatieproces is transactioneel
- ontwikkeling = nieuwe cognitieve structuren
- ontwikkeling = KWALITATIEVE veranderingen in cognitieve structuren
Constructivistisch-> we maken zelf onze eigen kennis
Adaptatie
aanpassing om een nieuw evenwicht te vinden om om te gaan met de omgeving: telkens veranderen van cognitieve structuur
via assimilatie en accomodatie naar equilibrium die een cognitieve structuur vormt
assimilatie
individu beïnvloed omgeving
zie adaptatie
accomodatie
individu voegt zich naar omgeving
zie adaptatie
Ontwikkelingsfasen volgens Piaget
- sensorimotorische fase (0-2) doen
- preoperationele fase (2-6) denken over dingen
- concreet-operationele fase 7-12 denken over doen
- formeel operationele fase FOD 12 -> volw denken over denken
volgorde ligt vast, leeftijden niet
kenmerken van concreet-operationele fase
denken over handelingen
redeneringen en classificaties
conclusies trekken zonder dat het gebeurd
formeel operationele fase
denken over denken
- nadenken over eigen persoonlijkheid, liefde, vrijheid,…
- denken over dingen die nog rechtstreeks zijn waargenomen
- niet in alle domeinen aanwezig bij ado/volw maar domeinspecifiek
manieren van abstract denken (3) (Piaget)
- contrafactisch (werkelijkheid vs mogelijkheid)
- hypothetisch-deductief (vs empirisch-inductief)
- combinatorisch (vs enkelvoudig)
wetenschappelijk denken houdt in dat…
je kan ABSTRACT denken, je ideeën hebt over wat kennis is (EPISTEMOLOGIE) en vermogen tot ARGUMENTEREN
vloeit voort uit FOD
epistemologie (piaget) (wat + 3 vormen)
manier van over kennis te denken
- kennis is absoluut (losse observeerbare feiten, kennis neemt toe bij betere observatiemethodes
- kennis is meervoudig (kennis is subjectief)
- kennis dankt zijn waarde aan evaluatie (kennis kan veranderen)
argumenteren (piaget) (wat + vereisten)
stellen van kritische vragen
combinatorisch denken,
FOD
perspectief nemen & empathie
sociaal gevolg van abstract denken (oorzaak + 5 gevolgen)
onvolmaakte cognitieve structuur (wel contrafactisch nog niet hypothetisch deductief)
- > cognitief egocentrisme
- > naïef idealisme
- > zwart-wit redeneringen
- > imaginair publiek
- > persoonlijke fabel
3 benaderingen ivm cognitieve ontwikkeling
- Piagetiaanse -
- informatieverwerkings-
- psychometrische -
informatieverwerkings benadering visie op cognitie
cognitie is geheel van verschillende functies waarin informatie wordt verwerkt.
dit kan sequentieel maar ook parallel (connectionistisch model)
verschillende stadia om van input naar problem solving te gaan (soms maar op laatste stap in procedure dat het fout loopt door twijfel)
Welke processen zijn betrokken bij informatieverwerking? (4)
executieve functies
lange-termijn geheugen
cognitieve strategieën
metacognitie
executieve functies
basale (geautomatiseerde) processen
inhibitie,
shifting
werkgeheugen
inhibitie
onderdrukken van irrelevante informatie
shifting
wisselen tss verschillende stukken relevante informatie (verbetert ook nog na ado)
werkgeheugen
centraal uitvoerder en 3 slaafsystemen:
a; fonologische lus,
b; visuo-spatieel kladblad,
c; episodische buffer
lange-termijn geheugen (bestaat uit)
declaratieve kennis: WAT, WAAR, WANNEER (bewust)
procedurale kennis: HOE: vaardigheden, gewoontes
cognitieve strategie (wat)
in volgorde uitvoeren van een aantal stappen,
- kost mentale inspanning,
- worden bewust uitgevoerd,
- niet altijd concreet te verwoorden
procedurele kennis in LTG
metacognitie
cognitie over cognitie
weten wat je al beheerst, wat je moeilijk vindt, wanneer je rust nodig hebt.
sociale invalshoek informatieverwerkingsbenadering (Dodge)
- decoderen,
- interpreteren,
- doelen verduidelijken,
- geschikte respons zoeken,
- respons-evaluatie,
- uitvoeren van respons
psychometrie
het meten van psychologische eigenschappen, waaronder cognitie
vooral verschillen in mensen in kaart brengen
cognitie = intelligentie.
IQ (wat + soorten)
intelligentie quotient
individuele score op test
relatief tov leeftijdsgenoten
fluid vs chrystallized IQ (vaardigheden vs kennis)
gebruik van intelligentietests
- onderwijs -> begeleiden, adviseren
- jeugdzorg-> diagnostiseren
- strafrecht
stereotypes over IQ mbt sekse en cultuur
sekse: m hoger dan j -> subtiele verschillen in specifieke testen, timing van ontwikkeling speelt rol??
cultuur: blanken > anderen????
iq tests cultuurgevoelig
ontwikkeling van intelligentie
kleine verschillen in iq kunnen uitgroeien tot grote
OMGEVING is heel belangrijk(onderwijs, voeding, beweging