H9 - Human development Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

developmental psychology

A

Het bestuderen van veranderingen over de levensloop in fysiologie, cognitie, emotie en sociaal gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

synaptic pruning

A

synaptische verbindingen in het brein die gebruikt worden blijven bestaan, die die niet gebruikt worden verdwijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

teratogens

A

dingen die een embryo of foetus beschadigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

dynamisch systeem theorie

A

De zienswijze dat ontwikkeling een zelforganiserend proces is waarbij nieuwe vormen van gedrag ontstaan door interacties tussen een mens en de culturele en omgevingscontext

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

infantile amnesia

A

de inability to remember events from eary childhood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is Mozart effect?

A

De cognitieve functies van kinderen zouden beter ontwikkelen als je ze naar Mozart liet luisteren, klopt niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

secure attachment

A

Heeft meerderheid van de kinderen: kind kan spelen in onbekende omgeving zolang de caregiver er is en kan worden getroost door de caregiver bij stress.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke hechtingsstijlen zijn er?

A

secure
insecure/avoidant
insecure/ambivalent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

insecure attachment

A

kind vermijd contact met caregiver of trekt aan en stoot af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke stadia van cognitieve ontwikkeling onderscheid Piaget?

A
sensorimotorische fase (0-2)
preoperationele fase (2-7)
concreet operationele fase (7-12)
formeel operationeel (vanaf 12)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke stadia van cognitieve ontwikkeling onderscheid Piaget?

A
sensorimotorische fase (0-2)
preoperationele fase (2-7)
concreet operationele fase (7-12)
formeel operationeel (vanaf 12)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houdt de sensorimotorische fase in?

A

Kinderen verkrijgen info over de wereld door hun zintuigen en door zich te bewegen. Reflexen ontwikkelen in meer bewuste actie doordat schema’s ontwikkeld en verbetert worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houdt de preoperationele fase in?

A

kinderen denken symbolisch over objecten, maar redeneren op basis van intuïtie en oppervlakkige waarneming in plaats van logica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat houdt de concreet operationele fase in?

A

Kinderen beginnen na te denken over en logische acties te begrijpen. Ze worden niet langer voor de gek gehouden door hoe het lijkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat houdt de formeel operationele fase in?

A

Mensen kunnen abstract denken en hypothesen formuleren en testen door deductieve logica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

assimilatie

A

nieuwe info wordt in een bestaand schema geplaatst

16
Q

accomodatie

A

een nieuw schema wordt gemaakt of een bestaand schema wordt drastisch aangepast om nieuwe info in het schema op te kunnen nemen dat er anders niet bij had gepast.

17
Q

objectpermanentie

A

Het begrip dat een object blijft bestaan ook al zie je het niet.

18
Q

theory of mind

A

de capaciteit om te begrijpen dat anderen mentale staten hebben die hun gedrag beïnvloeden

19
Q

preconventional level

A

self-interest en de uitkomsten van situaties beslissen wat moreel is.

20
Q

conventional level

A

strikt houden aan maatschappelijke regels en de afkeuring van anderen bepaald wat moreel is.

21
Q

postconventional level

A

beslissingen over moraliteit hangen af van abstracte principes en de waarde van al het leven.

22
Q

social intuitionist model

A

het idee dat morele oordelen de eerste en automatische emotionele reactie van iemand weergeven.

23
Q

socioemotional selectivity theory

A

Als mensen ouder worden, zien ze tijd als gelimiteerd en hun focus verschuift daarom naar betekenisvolle gebeurtenissen, ervaringen en doelen.