H13 - Persoonlijkheid Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

persoonlijkheid

A

een persoons kenmerkende gedachten, emotionele reacties en gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

persoonlijkheidskenmerken

A

een patroon van gedachten, emoties en gedrag dat relatief consistent over tijd en over situaties is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

psychodynamische theorie

A

De Freudiaanse theorie dat onbewust krachten gedrag bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

id

A

in psychodynamische theorie is het id de component van de persoonlijkheid dat volledig in het onbewuste zit en handelt volgens het pleasure principe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

superego

A

in psychodynamische theorie, de internalisatie van maatschappelijke en ouderlijke standaarden van gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ego

A

in psychodynamische theorie is het ego de component van persoonlijkheid dat probeert om te voldoen aan de wensen van het id terwijl het zich houdt aan de dictaten/eisen van het superego

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

verdedigingsmechanismen (Anna Freud)

A

onbewuste mentale strategieën die de mind gebruikt om zichzelf te beschermen voor anxiety

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

psychosexual stages

A

Volgens Freud de ontwikkelingsfases die overeenkomen met bepaalde libidinal urges: progressie door deze fases beïnvloed persoonlijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

locus of control

A

persoonlijke beliefs over hoe veel controle mensen hebben over de resultaten in hun leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

reciprocal determinism

A

de theorie dat hoe persoonlijkheid geuit wordt uitgelegd kan worden door interactie met de omgeving, persoonlijke factoren en gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

humanistic approaches

A

aanpak die persoonlijkheid bestudeert door nadruk te leggen op hoe mensen proberen hun potentieel te vervullen door zichzelf beter te begrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

unconditional positive regard

A

accept and prize children no matter how they behave

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

five-factor theorie

A

idee dat persoonlijkheid kan worden omschreven door vijf factoren: openheid, concientiousness, extraversie, vriendelijkheid en neuroticisime

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

kenmerken approach

A

bestuderen van persoonlijkheid dat focust op hoe individuen verschillen in disposities voor persoonlijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

biological trait theory

A

Twee grote dimensies van persoonlijkheidstrekken: extraversie en emotionele stabiliteit
Later derde: psychoticisme: slechte impulscontrole, aggressie, self-centered, gebrek aan empathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

behavioral approach system (BAS)

A

systeem in het brein dat meewerkt in het proberen te bereiken van incentives of beloningen

17
Q

behavioral inhibition system (BIS)

A

systeem in het brein dat gevoelig is voor straf en daarom gedrag inhibits dat kan leiden tot gevaar of pijn.

18
Q

situationisme

A

de theorie dat gedrag meer ontstaat door situaties dan door persoonlijkheidskenmerken

19
Q

interactionisme

A

theorie dat gedrag ontstaat door zowel situaties als onderliggende disposities

20
Q

idiografische aanpak

A

aanpak die gericht is op het individu in het vaststellen van persoonlijkheid: focus op individuele levens en hoe verschillende kenmerken geïntergreerd zijn in de unieke personen

21
Q

nomothetische aanpak

A

Persoonlijkheid bekijken door te focussen op hoe veelvoorkomende kenmerken variëren van persoon tot persoon

22
Q

Projective measures

A

persoonlijkheidstesten die onbewuste processen vaststellen door mensen ambigue stimuli te laten interpreteren

23
Q

Probleem met Rorschach test?

A

Veel normale volwassenen en kinderen worden ook als psychologisch gestoord bestempeld.

24
Q

self-schema

A

hoe je jezelf ziet, sommige aspecten zijn meer verbonden aan de zelf dan anderen

25
Q

working self-concept

A

self-concept past zich aan naar de situatie, je benoemt namelijk de kenmerken die je anders maken dan de anderen in een bepaalde omgeving

26
Q

self-esteem

A

evaluatieve aspect van het zelfconcept waarbij mensen zich waardig of onwaardig voelen

27
Q

sociometer

A

interne monitor van sociale acceptatie of afwijzing

28
Q

the dark triad

A

narcisme, pscyhopathologie, machiavellianisme

29
Q

sociale vergelijking

A

de neiging van mensen om hun eigen acties, vaardigheden en beliefs te evalueren door ze te vergelijken met die van anderen.

30
Q

self-serving bias

A

de neiging van mensen om de credits voor succes op zich te nemen maar om mislukking aan externe factoren te wijten