H9 exosysteem Flashcards

1
Q

injectienaaldtheorie

A

theoretische kader waarin de invloeden van media geplaatst werd in 1e helft van 20e eeuw
heet zo –> mediaboodschappen als het ware worden ingespoten bij elk individu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

payne fund project

A

onderzoek naar bioscoopfilms en de eefceten op kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

moderatie-effecten

A

effecten uit het payne fund project en dus verschillend zijn per groep kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

differentieel ontvankelijkheidsmodel voor media-effecten

A

de inzichten zijn uit meerdere moderne media-effecttheorieen geintergreerd, probeert te verklaren waarom sommige kinderen andere gevallen hebben van media dan andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

nuance

A

wie wanneer, waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

media-effecten

A

veranderingen in kennis, attitdes, gedrag en emoties na mediagebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

self-effect

A

feit dat het sturen van berichten of plaatsen van tekst of foto’s effect kam hebben op de cognitieve, emoties, houding en gedrag van degene die plaatst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

globale tijdsschattingen

A

rapportages van mediagebruik via vragenlijst of interview

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

tijdsdagboeken

A

rapportages van mediagebruik in een korte periode activiteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

mediadagboeken

A

rapportages van mediagebruik waarbij alleen mediagerelateerde activiteiten vastgelegd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gestructureerde dagboeken

A

rapportages van mediagebruik door te kijken hoe mensen interactie met de omgeving ervaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

observatie

A

rapportages van mediagebruik door uren of dagen bij gezin te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

meten binnen het medium zelf

A

rapportage van mediagebruik door smartphone zelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

mediaopvoeding

A

elke strategie die de ouder gebruikt om gebruik en inhoud van media te controleren, monitoren of toe te lichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

mediawijsheid

A

hebben van actieve begeleiding waardoor wordt bijgedragen aan kritische blik van kind op media, en de ontwikkeling van competenties om goed en veilig om te gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

social causation: oorzaak-gevolgrelatie –> family investment model

A

identificeert drie bronnen die basis vormen voor investering in pedagogische basisbehoeften van kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

financial capital

A

inkomen en economische middelen gezin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

human capital

A

opleiding ouders, kennis en ervaringen

19
Q

social capital

A

sociale verbindingen (vrienden)

20
Q

social causation: oorzaak-gevolgrelatie –> family stress model

A

financiele kapitaal dat druk uitoefent op gezin

21
Q

social selection

A

individuele kernmerken van ouders zijn eigenschappen die bijdragen aan een bepaalde SES

22
Q

interactionist perspective

A

combinatie van het family investment model, family stress model en social selection
wederzijdse invloeden

23
Q

theoretische kader waarin de invloeden van media geplaatst werd in 1e helft van 20e eeuw
heet zo –> mediaboodschappen als het ware worden ingespoten bij elk individu

A

injectienaaldtheorie

24
Q

onderzoek naar bioscoopfilms en de eefceten op kinderen

A

payne fund project

25
Q

effecten uit het payne fund project en dus verschillend zijn per groep kinderen

A

moderatie-effecten

26
Q

de inzichten zijn uit meerdere moderne media-effecttheorieen geintergreerd, probeert te verklaren waarom sommige kinderen andere gevallen hebben van media dan andere

A

differentieel ontvankelijkheidsmodel voor media-effecten

27
Q

wie wanneer, waar

A

nuance

28
Q

veranderingen in kennis, attitdes, gedrag en emoties na mediagebruik

A

media-effecten

29
Q

feit dat het sturen van berichten of plaatsen van tekst of foto’s effect kam hebben op de cognitieve, emoties, houding en gedrag van degene die plaatst

A

self-effect

30
Q

rapportages van mediagebruik via vragenlijst of interview

A

globale tijdsschattingen

31
Q

rapportages van mediagebruik in een korte periode activiteiten

A

tijdsdagboeken

32
Q

rapportages van mediagebruik waarbij alleen mediagerelateerde activiteiten vastgelegd worden

A

mediadagboeken

33
Q

rapportages van mediagebruik door te kijken hoe mensen interactie met de omgeving ervaren

A

gestructureerde dagboeken

34
Q

rapportages van mediagebruik door uren of dagen bij gezin te zijn

A

observatie

35
Q

rapportage van mediagebruik door smartphone zelf

A

meten binnen het medium zelf

36
Q

elke strategie die de ouder gebruikt om gebruik en inhoud van media te controleren, monitoren of toe te lichten

A

mediaopvoeding

37
Q

hebben van actieve begeleiding waardoor wordt bijgedragen aan kritische blik van kind op media, en de ontwikkeling van competenties om goed en veilig om te gaan

A

mediawijsheid

38
Q

identificeert drie bronnen die basis vormen voor investering in pedagogische basisbehoeften van kinderen

A

social causation: oorzaak-gevolgrelatie –> family investment model

39
Q

inkomen en economische middelen gezin

A

financial capital

40
Q

opleiding ouders, kennis en ervaringen

A

human capital

41
Q

sociale verbindingen (vrienden)

A

social capital

42
Q

financiele kapitaal dat druk uitoefent op gezin

A

social causation: oorzaak-gevolgrelatie –> family stress model

43
Q

individuele kernmerken van ouders zijn eigenschappen die bijdragen aan een bepaalde SES

A

social selection

44
Q

combinatie van het family investment model, family stress model en social selection
wederzijdse invloeden

A

interactionist perspective