H8 kinderopvang, gastouders en grootouders Flashcards

1
Q

bonenstaakfamilies

A

door kleinere gezinnen is de relatie tussen gezinsleden vaak hechter geworden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

anderzorghypothese

A

overlevingsperspectief, omdat ouders anders moeilijk kunnen volbrengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

moederkloekhypothese

A

natuurlijke neiging tot zorgtaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vaderschapsonderzekerheid

A

vader niet zeker of hij biologisch verwant is aan een kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

sociaal-economische motieven

A

handelen zonder iets terug te verwachten of hopen dat kinderen hen later zal ondersteunen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

sociale families

A

warme band, veel contact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

intiem maar ver weg families

A

warme band, door geografisch afstand minder contact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

plichtmatige families

A

geen warme band, veel contact en wederzijdse hulp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

matrassenschooltjes

A

vrouwen uit arbeiderklassen droegen zorg voor soms 20 kinderen tegelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

stimuleringsregeling kinderopvang

A

overheidsmaatregelen en beleidsinitiatieven die erop gericht zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wet innovatie en kwaliteit kinderopvang

A

introduceerde maatregelen om de kwaliteit van de opvang te waarborgen en verder te ontwikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

formele opvang

A

kindercentra, strikte regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

horizontale groepen

A

kinderen van dezelfde leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

verticale groepen

A

kinderen van verschillende leeftijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

informele opvang

A

kinderen die worden opgevangen door familieleden of babysitters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

structurele kenmerken

A

betrekking op omgeving en voorwaarden van de opvang (groepsgrootte)

17
Q

proceskenmerken

A

interacties tussen kinderen en hun directe omgeving (pedagogische medewerkers)

18
Q

door kleinere gezinnen is de relatie tussen gezinsleden vaak hechter geworden

A

bonenstaakfamilies

19
Q

overlevingsperspectief, omdat ouders anders moeilijk kunnen volbrengen

A

anderzorghypothese

20
Q

natuurlijke neiging tot zorgtaken

A

moederkloekhypothese

21
Q

vader niet zeker of hij biologisch verwant is aan een kind

A

vaderschapsonderzekerheid

22
Q

handelen zonder iets terug te verwachten of hopen dat kinderen hen later zal ondersteunen

A

sociaal-economische motieven

23
Q

warme band, veel contact

A

sociale families

24
Q

warme band, door geografisch afstand minder contact

A

intiem maar ver weg families

25
Q

geen warme band, veel contact en wederzijdse hulp

A

plichtmatige families

26
Q

vrouwen uit arbeiderklassen droegen zorg voor soms 20 kinderen tegelijk

A

matrassenschooltjes

27
Q

overheidsmaatregelen en beleidsinitiatieven die erop gericht zijn

A

stimuleringsregeling kinderopvang

28
Q

introduceerde maatregelen om de kwaliteit van de opvang te waarborgen en verder te ontwikkelen

A

wet innovatie en kwaliteit kinderopvang

29
Q

kindercentra, strikte regels

A

formele opvang

30
Q

kinderen van dezelfde leeftijd

A

horizontale groepen

31
Q

kinderen van verschillende leeftijden

A

verticale groepen

32
Q

kinderen die worden opgevangen door familieleden of babysitters

A

informele opvang

33
Q

betrekking op omgeving en voorwaarden van de opvang (groepsgrootte)

A

structurele kenmerken

34
Q

interacties tussen kinderen en hun directe omgeving (pedagogische medewerkers)

A

proceskenmerken