H8: Celmembranen Flashcards
Waar bestaat de basis van het celmembraan uit?
Dubbele laag Fosfolipiden
Waar bestaat een Fosfolipide uit?
Uit 2 vetzuren en een fosfaatgroep gebonden aan glycerol
(Hydrofiele kop en hydrofobe staart)
–> Form fits function
Wat voor structuur vormen fosfolipiden in water?
Een dubbellaagstructuur, hydrofobe staarten aan binnenkant en hydrofobe koppen naar buiten
Waar bestaat het celmembraan nog meer uit?
- Transporteiwitten
- Glycoproteinen
- Glycolipiden
- Receptoren
-Structuureiwitten - Cholesterol
(BINAS 79D)
Hoezo is de dubbele laag fosfolipiden amfipatisch
Doordat het een verbinding is die zowel hydrofobe als hydrofiele eigenschappen bevat
(Volgens les betekent amfipatisch dat een molecuul een polaire en appolaire kant heeft)
Kunnen fosfolipiden bewegen? Zoja op welke manier doen ze dat
Fosfolipiden bewegen zijwaarts (om elkaar heen) nog 10 miljoen keer per seconde. Membranen kunnen fuseren (deeltjes van de buitenkant mengen snel)
Waar hebben verschillen in hoe membranen eruit zien mee te maken?
De omgevingstemperatuur waar dieren leven
Hoezo moeten fosfolipiden in een membraan in een koud klimaat kunnen bewegen?
Zodat het membraan nooit vast wordt (bevroren) en altijd vloeibaar blijft
Hoe kan een membraan vloeibaar blijven?
Ala fosfolipiden minder makkelijk kunnen bewegen. Bijv met behulp van onverzadigde vetzuren waarbij ruimtes ontstaan, waardoor het membraan heel vloeibaar is. Of door cholesterol tussen de fosfolipiden waardoor ze minder makkelijk kunnen bewegen en dus in koude omgeving bijv niet kunnen stollen of in warme omgeving oplossen.
Welke 2 verschillende soorten membraaneiwitten zijn er?
- Integraal
- Perifeer
Wat is het verschil tussen en integraal en perifeer membraaneiwit?
Integraal; door membraan heen
- Door de dubbele laag fosfolipiden
- Amfipatisch (; molecuul met een polaire (midden) en apolaire kant (buitenkant)
Perifeer; losjes gebonden (vaak aan integrale eiwitten)
(perifeer: buitenkant,
intergraal: zit erin, is onderdeel ervan)
Wat voor diverse functies hebben membranen?
- Transport
- Enzymen (aantal eiwitten in het membraan)
- Moleculen betrokken bij overdracht signalen
- Herkennen van cellen
- Eiwitten die zorgen dat cellen aan elkaar vast komen te zitten
- `Eiwitten die verbinding maken met het cytoskelet of de vezels in de Extracellulaire matrix (ECM)
(zie voorbeelden in samenvat)
Waarom zijn koolhydraten belangrijk
Cellen herkennen elkaar door zich te binden aan moleculen met daaraan Koolhydraten op het celmembraan –> markers
Wat zijn glycolipides?
Koolhydraten (markers; koolhydraten op het celmembraan)die zijn gebonden aan lipides
Wat zijn markers
Koolhydraten op celmembraan die belangrijk zijn voor cel-cel herkenning
Wat zijn glycoproteïnes?
Deze Koolhydraten (markers; koolhydraten op het zijn celmembraan) gebonden aan eiwitten
(vb. bloedgroepfactoren)
Waar worden markers (Koolhydraten) vastgeplakt?
Bij het ER of Golgi-apparaat
De koolhydraten op het membraan variëren per organisme, per individu, per cel
Hoe bepaalt de cel de samenstelling van het membraan?
- Productie van membraaneiwitten in het ER, toevoegen van koolhydraten aan het ER
- In het Golgi: koolhydraten modificeren, transport naar het membraan
- Exocytose: eiwitten in. vesicles (blaasjes) komen buiten de cel
- Membraan van het vesicle fuseert met het celmembraan
Zijn celmembranen permeabel of semi-permeabel
Celmamebranen zijn semipermeabel= selectief doorlaatbaar
Waar faciliteren transporteiwitten voor?
Voor transport door het celmembraan
Wat zijn aquaporines
Waterkanaal
Een bepaald transporteiwit.