H8 Flashcards

1
Q

Cultuur is

A
  • richtgevend voor het denken, de beleving van situaties, praktijken en het gedrag van mensen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat voor cultuur hadden we vroeger?

A
  • vroeger spraken we van monoculturaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe was cultuur in de 17e eeuw

A
  • 17e eeuw was 1/3 inwoner van amsterdam niet- nederlander’
  • los van migratie veel “parallelle culturen”
    • stad en platteland
    • noorden vs zuiden
    • Christenen vs protestanten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Was de cultuur in de 17e eeuw eerder heterogeen of homogeen?

A
  • Homogeen: in de directe omgeving leefden veel mensen samen die sociologisch gezien veel kenmerken met elkaar deelden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Na de 17e eeuw komt de samenleving in beweging en is er sprake van secularisering, wat is dit?

A
  • invloed van de kerk verdwijnt

- mijlpaal: franse revolutie: sterke scheiding tussen kerk en staat (Liberté, Egalité en Fraternité)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Na de secularisering kwam er een einde aan de grote ideologieën

A
  • Narratieve kennis (verhalen die betekenis geven) komt soms in conflict met wetenschappelijke kennis (met bewijs van universele geldingskracht)
  • > “grote verhalen” verliezen hierdoor hun geloofwaardigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er vanaf 1960?

A
  • afname van de controle door overheid en kerk
  • Men krijgt meer individuele vrijheid
  • minder mensen die zich aan de regels houden
  • opkomst van de “calculerende burger”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat bedoelt men met “calculerende burger”

A
  • Men maakt een kosten- baten analyse van wat de gevolgen zijn van allerlei handelingen, ook het niet- naleven van de regels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

We zien het “calculeren” ook in de zorg

A
  • Wanneer de zorg door de overheid gefinancierd wordt: streven naar een hogere kost- effectiviteit, gaat soms moeilijk samen met streven naar topkwaliteit in de zorgverlening
  • groeiende ongelijkheid: wanneer mensen veel uit eigen zak kunnen betalen, kunnen ze beter onderhandelen om veel waar voor hun geld te krijgen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Er is een verschuivende focus, namelijk

A
  • van samenleving naar individu
  • Sterke nadruk op de vrijheid van het individu: het is niet aan de samenleving om te bepalen wie iemand moet zijn of wat iemand moet doen, het individu heeft de regie!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Interventietaboe

A
  • niet tussenkomen in de keuzes van anderen

- > niet hetzelfde als met alles akkoord zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Tolerantie

A
  • aanvaarden van dingen waarmee je niet akkoord bent
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Interventie taboe behoort bij welke soort cultuur?

A
  • hoort bij gedoogcultuur

- tolereren van dingen die formeel gezien niet toegelaten zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Soms gaan we van een gedoogcultuur naar?

A

naar legalisering bv. abortus, euthanasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gedoogcultuur heeft zowel voor als nadelen, welke?

A
  • grote vrijheid (voordeel)

- overlast en gebrek aan sturing (nadeel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Aanpak voor gedoogcultuur?

A
  • zero tolerantie?

- meer “bemoeizorg”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Er ontstaat spanning tussen

A
  • tussen gemeenschap en individu
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Allochtoon

A
  • mensen van niet- inheemse afkomst
19
Q

Reductionisme

A
  • 1 naam voor een hele diverse categorie (superdiversiteit)
20
Q

Geïmmigreerde bevolking

A
  • personen die in het buitenland geboren zijn die officieel in België verblijven
  • omvat zowel personen van vreemde nationaliteit als personen die belg geworden zijn
  • criterium= geboorteland
21
Q

Vreemdelingen

A
  • personen zonder Belgische nationaliteit die officieel in België verblijft
  • ongeacht ze in België zijn geboren of niet
  • criterium: huidige nationaliteit
22
Q

Personen van vreemde origine

A
  • personen die niet als Belg geboren zijn en officieel in België verblijven
  • zijn in België geboren of niet
  • sommigen worden Belg, sommige niet
  • criterium: nationaliteit bij geboorte
23
Q

Andere culturen zijn meestal gericht op

A

de gemeenschap

24
Q

Tradition- oriented

A
  • nadruk op vaste tradities, regels, rituelen

- sterke invloed van cultuur en sociale groep

25
Q

Inner- directed

A
  • individueel “innerlijk kompas”: iedereen bepaalt voor zichzelf hoe hij/zij zich opstelt tov vreemde culturen
  • sterke invloed vanuit opvoeding
26
Q

Other- directed

A
  • flexibel inspelen op veranderingen, aanvoelen van wat “in” is in de groep
  • sterke invloed van publieke opinie
27
Q

Normafwijkend gedrag bij ik- georiënteerde culturen

A

Gerelateerd aan schuld

28
Q

Normafwijkend gedrag bij wij- georiënteerde culturen

A

Gerelateerd aan schaamte

29
Q

Accumulatietheorie van John W Berry

A
  • integratie: ik pas mij aan nieuwe cultuur aan + ik blijf trouw aan eigen cultuur
  • assimilatie: ik pas mij aan nieuwe cultuur aan + ik blijf niet trouw aan eigen cultuur
  • segregatie: Ik pas mij niet aan + ik blijf trouw
  • marginalisatie: ik pas mij niet aan + ik blijf niet trouw
30
Q

Cultureel relativisme

A
  • elke cultuur is uniek en waardevol
  • je kan culturen maar ten volle begrijpen als je er deel van uitmaakt
  • daarom kan je niet oordelen over elementen uit vreemde culturen
31
Q

kritiek op cultureel relativisme

A
vanuit je eigen cultuur kan het onmogelijk zijn om
sommige cultuurelementen (vb. vrouwenbesnijdenis) niet
te veroordelen, omdat kernelementen van de eigen cultuur niet samengaan met dat cultuurelement
32
Q

Cultureel universalisme

A
  • binnen uiteenlopende culturen worden sommige waarden gedeeld, deze zijn universeel
  • maar: veel samenlevingen delen deze waarden niet in de praktijk
33
Q

Kritiek op cultureel universalisme

A
  • universaliteit is een westers idee bv. mensenrechten is iets typisch westers
34
Q

Cultureel pluralisme

A
  • diversiteit aan culturen is geen bedreiging maar een rijkdom
  • je kan van andere culturen leren
  • andere culturen bieden een basis voor (zelf) kritiek op de eigen cultuur
35
Q

Gemeenschappelijke basis van alle culturen is

A
  • menselijke waardigheid
36
Q

Cultuurdimensies

A
  • manier om verschillen tussen culturen in kaart te brengen
37
Q

5 verschillende cultuurdimensies

A
  • machtsafstand
  • collectivisme of individualisme
  • masculiniteit of femininiteit
  • onzekerheidsvermijding
  • lange- of korte termijn gerichtheid
38
Q

Multiculturaliteit

A
  • mensen hebben zeer uiteenlopende opvattingen, ook over gezondheid en zorg
39
Q

Migranten en etnische minderheden scoren minder goed op vlak van:

A
  • Infectieziekten
  • Subjectieve gezondheid
  • Geestelijke gezondheid
  • Chronische aandoeningen
    OPGELET: grote verschillen tussen diverse migranten en
    etnische minderheden onderling -> Superdiversiteit
40
Q

Kwantitatieve dimensie

A
  • zeer grote toename van etnisch- culturele diversiteit
41
Q

kwalitatieve dimensie:

A
  • groeiende diversiteit binnen de diversiteit
42
Q

Majority- minority steden

A

de meerderheid bestaat uit de minderheid

43
Q

Aanpak om culturele verschillen in de zorg kleiner te maken

A
  • Kwaliteitscoördinator
  • Diversiteitscoach
  • Meldpunt diversiteit
  • Interculturele bemiddelaars
  • Vormingen