H1 Flashcards
1
Q
Hoe wordt gedrag verklaart vanuit de psychologie?
A
- vanuit de persoon bv. hoe gaat deze persoon om met stress?
2
Q
Hoe wordt gedrag verklaart vanuit de sociologie?
A
- vanuit de samenlevingsbanden waarin mensen leven bv. welke jobs zijn het meest stresserend?
3
Q
Hoe worden mensen in hun gedrag beïnvloed door de sociale eenheden waarvan zij deel uitmaken?
A
- microniveau: gezin, individu
- mesoniveau: school, vereniging, wijk
- macroniveau: samenleving
4
Q
Leg uit, microniveau
A
- gaat om kleine samenlevingsverbanden waarvan mensen deel uitmaken, ofwel de directe sociale omgeving van het individu. bv. gezin, vrienden, werkcollega’s
5
Q
Leg uit, mesoniveau
A
- betreft grotere organisatorische verbanden waarvan mensen deel uitmaken, ofwel de wijdere sociale omgeving. Bv. school, kerkgenootschap, wijk
6
Q
Leg uit, macroniveau
A
- betrekking op de maatschappij in zijn geheel. bv. overheid
7
Q
Wat voor wetenschap is sociologie?
A
- een empirische wetenschap –> wetenschap gebaseerd op ervaring, waarneming en proefondervindelijke uitkomsten
8
Q
Dubbele focus, leg uit
A
- objectief: weten hoe de soc. werkelijkheid objectief in elkaar zit bv. welke groep maakt de meeste verkeersongevallen
- subjectief: weten hoe de soc. werkelijkheid subjectief in elkaar zit bv. welke groep maakt het meeste ongevallen volgens een bepaalde groep
9
Q
interactie
A
mensen beïnvloeden elkaars gedrag
10
Q
Wie ben ik? 3 perspectieven
A
- biologisch perspectief: ik ben diegene die in dit lichaam zit
- psychologisch perspectief: ik ben mijn unieke persoonlijkheid
- sociologisch perspectief: ik word mezelf in interactie met anderen
11
Q
Waardoor wordt je identiteit gevormd?
A
- je identiteit wordt gevormd door de rollen die je aanneemt. Dit draagt bij tot de ontwikkeling van ons zelfbeeld. mensen geven feedback op je rollen (=interactie)
12
Q
Collectieve def. van situaties
A
- uit interacties ontstaan er “standaardscenario’s”: collectieve def. van situaties
- we weten wat wel of niet gepast is in bepaalde situaties en hoe we hiermee moeten omgaan
13
Q
Sociale constructie
A
- is een gedeeld referentiekader, gecreëerd door groepen waarop ze hun gedrag afstemmen
- hierdoor wordt bepaald welk gedrag normaal is en welk afwijkend
14
Q
Geef 3 vertekende interpretaties
A
- attributiefouten
- etikettering
- stigmatisering
15
Q
Attributiefouten
A
- persoonlijke verantwoordelijkheid wordt overschat, sociale factoren worden onderschat
16
Q
etikettering
A
- we labellen eigenschappen van mensen en delen ze op basis daarvan in
17
Q
stigmatisering
A
- mensen worden gereduceerd tot één kenmerk dat een negatief label krijgt
18
Q
Self- fulfilling prophecy
A
- een situatie wordt subjectief gedefinieerd, waarbij mensen in het verdere verloop van de situatie zo handelen dat de voorspelling ook uitkomt.
19
Q
Self- destroying prophecy
A
- een situatie wordt subjectief gedefinieerd, waarbij mensen in het verdere verloop van de situatie zo handelen dat de voorspelling niet uitkomt