H8 Flashcards
Stemmingstoornissen
- depressie = herhalend negatief affect
- bipolair stoornis = manie en depressie
Major depressive disorder MDD
minimaal 2 weken aanhoudende depressie
verlies plezier en geirriteerde stemming
Persistent depressive disorder PDD –> dysthymie
chroische MDD
1 grote episode
1 jaar bij jongeren en 2 jaar bij volwassenen
Minder intense klachten
Disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis DMDD
aanhoudende irritatie met uitbarstingen
geen trigger
Onder 10 jaar
Bipolaire stoornis
manie voor 1 week
opgewonden en ook intense stemmingswisselingen
C. wel verslechtering in sociale en academisch functioneren
Manie en hypomanie
hypomanie = wanneer C niet voorkomt. Omgeving heeft het door – bipolair ||
Manie = je hebt het zelf ook door, maar kan er niks aan doen
Cyclothymie
onregelmatig, chronische wisselingen van manie en depressie
Hyperthymie
Manie, jezelf extreem goed voelen
Hypothymie
depressie
Hypomanische periode
korte manische episode van 4 dagen, minder heftig
Tripartite model
Clark en watson
Hoge levels negatief affect: angst +depressie
lage levels positief affect = depressie
Multilevel model of depression
Hankin
Buitenste cirkel = macrosysteem
- Binnenste cirkel micro- en mesosysteem
- Observeerbaar gedrag – temperament,
- Tussenprocessen en endofenotypes –
- Genetische en cellulaire processen
hopelessness theory of depression
Controle verliezen
depressogeen schema
disfunctionele attributies wat lijdt tot negatieve spiraal
Rumineren
Gedachten van negatieve gevoelens
Reponsstijl theorie
hoe ernstig en langdurig de depressieve symptomen zullen zijn is
afhankelijk van hoe iemand reageert op deze depressieve symptomen
co-ruminatie
emotionele problemen spelen niet alleen af in je hoofd, maar bespreek je
ook met je vriendinnen, waardoor het bevestigd wordt. Je gaat steeds op dezelfde negatieve manier
communiceren en je versterkt dus elkaar negatieve kerngedachten.
ABC-model
- affectieve kwetsbaarheid (temperament)
- biologische kwetsbaarheid
- cognitieve kwetsbaarheid
dialectische
gedragstherapie (DGT)
emotionele disregulatie. Deze behandeling is voornamelijk
bij borderline effectief gebleken
Tricyclische antidepressiva (TCA) (imipramine en desipramine
ernstige depressieve stoornissen
SSRI
zorgen voor meer serotonine in de hersenen
(fluoxetine en paroxetine) verhoogd risico op suïcide, maar minder bijwerkingen dan TCA
ACTION-programma
CGT
gedragsactivatie d.m.v. cognitieve
herstructurering en het aanleren van coping skills en probleemoplossende vaardigheden.
Non-suicidal self-injury disorder (NSSI)
een stemmingsstoornis waarbij iemand destructief is ten
aanzien van het eigen lichaam, zonder de intentie om zelfmoord te plegen.
zelfdestructief gedrag/mutilatie (jezelf verbranden of snijden)
Belangrijk! Het kan niet verklaard worden door een andere stoornis
- interpersoonlijke moeilijkheden
Werner effect / contagion
13 Reasons Why’, wat jongeren aan zou zetten tot
zelfmoordpogingen
Screening programma’s suicide
het identificeren jongeren die een verhoogd risico hebben en deze
verwijzen naar behandeling
sensitiviteit (= het vinden van jongeren die een verhoogd
risico hebben)
selectiviteit (= niet mensen identificeren die helemaal geen risico lopen)
Daly = disability adjusted life years
gezondheidslast voor maatschappij
Mortaliteit: aantal jaren dat je verliest door sterfte aan ziekte.
Morbiditeit: aantal jaren dat je verlies aan levenskwaliteit door ziekte.