H4 Flashcards

1
Q

Neural Recycling Hypothesis

A

Geschreven woorden herkennen gebruiken we specifieke hersengebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Visual Word Form Area VWFA

A

Objecten en gezichten herkennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Logografisch of morfologisch orthografisch systeem

A

1 symbool = 1 woord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Syllabisch orthografisch systeem

A

1 symbool = 1 lettergreep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Alfabetisch orthografisch systeem

A

1 symbool = 1 letter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Saccades

A

snelle oogbeweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Fixaties

A

focussen op woord, tot het moment waarop je de betekenis ziet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Regressie

A

teruggaan en re-analyseren als je het niet volledig hebt begrepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Optimal viewing point OVP

A

fixeert iets links van het midden van een woord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Prelexicale orthografische verwerking

A

tijd voordat men toegang heeft tot de betekenis van een woord
– door syllabische structuur / lettergreep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Nucleus

A

klink in het midden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Onset

A

klank voor de nucleus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Coda

A

klank na de nucleus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Rime

A

nucleus + coda

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Lexicale orthografische verwerking

A

woordherkenning
top down

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Semantische verwerking

A

toegang hebben tot de betekenis van een woord

17
Q

Fonologie

A

basisklanken van een taal

18
Q

Fonemen

A

Hoeveel verschillende klanken er zijn voor alle bestaande woorden

19
Q

Grafeem

A

Eenvoudig en complexe grafemen
1 letter of meerdere letters

20
Q

Logografisch stadium

A

visuele kenmerken

21
Q

Alfabetisch stadium

A

grafeem-tot-foneem
correspondentieregels
— slechte lezers kunnen dit niet

22
Q

Orthografische stadium

A

directe herkenning van woorden

23
Q

Dual-route model

A

Coltheart
1. Fonologisch = beginnende lezer
2. Lexicale route = expert lezer

24
Q

Gehele woord methode

A

kijk-en-zeg roos bij plaatje roos

25
Q

Fonische methode

A

letters met klanken leren associeren

26
Q

Ontwikkelingsdyslexie

A

Problemen met lezen tijdens de ontwikkeling
Neurologische oorsprong - ernstig en aanhoudend
bij woordlezen (GEEN zinnen) en spelling
Iets anders dan verworven dyslexie

27
Q

Dys-Stoornissen

A

verstoorde ontwikkeling, moeilijkheden met iets

28
Q

A-stoornissen

A

functieverlies na hersentrauma

29
Q

Orthografische diepte

A

Diepe = moeilijke niet-transparantie orthografieen

Ondiepe = makkelijke, transparante

30
Q

Magnocellulaire theorie

A

Stein
Visuele en auditieve informatie verwerking in het brein problemen

31
Q

Cerebellaire theorie

A

Nicolson en fawcett
automatiseren

32
Q

Fonologische theorie

A

Snowling en share
Meeste evidentie

33
Q

Szmalec

A

Verschillende geassocieerde stoornissen

34
Q

Fonologische deficit theorie

A

Verminderde representatie(foto), geheugen (herhalen), bewustzijn (klank ipv letter)

35
Q

Interventies

A

Logopedie – fonologisch bewustzijn trianen