H1 Flashcards
Ecologisch model
Bronfenbrenner: interactie omgeving
Micro
Meso
Exo
Macro
Ecologisch model
Micro
Biologische kern, individu
temperamenten
Ecologisch model
Meso
Kind in directe omgeving (gezin, opvoeding, hechting)
Ecologisch model
Exo
Omgeving (school, buurt, peers)
Ecologisch model
Macro
Algemene maatschappij (cultuur, sociale normen)
Transactioneel model
Sameroff
nature - nurture
Chronosysteem
Levenstransities tijdens ontwikkeling van het kind - gebeurtenissen veranderen kind
Proximaal
directe invloed
Distaal
Indirecte invloed
Transactionaliteit
Distale en proximale factoren interacteren
Medisch model
Organisch disfunctioneren
Aanleg -genetisch
Klassieke conditionering
Pavlov en Watson
Operante conditionering
Skinner
Bekrachtiging, straf
Operante conditionering
Positief bekrachtigen
Aangename factor toevoegen (snoepje)
Operante conditionering
Negatief bekrachtigen
Onaangename factor wegnemen (druk riem)
Operante conditionering
Positief straffen
Onaangename factor toevoegen (slaan)
Operante conditionering
Negatief straffen
Aangename factor wegnemen (mobiel)
Avoidance learning
vermijden van wat pijnlijk is of ziek maakt
Imitatie
bottom up want er is geen cognitiee processen bij betrokken
Dit is instinct, ook bij baby’s
Sociaal leren / modelling
Bandura
Observeren
biologie + omgeving
Naast imitatie ook cognitie
Gedrag alleen overgenomen bij beloning
Cognitief model Piaget
Sensomotorische fase
Pre-operationele fase
Concreet operationele fase
Formeel operationele fase
Piaget
Sensomotorische fase
0-2 jaar
Motoriek, zintuigen
objectpermanentie
Objectpermanentie
als iets weg is, bestaat het ook niet meer
Piaget
Pre-operationele fase
2-7 jaar
spreken, taal, manipuleren, ‘ik’ (spiegel)
Notie van conservatie
Notie van conservatie
smal hoog hetzelfde als breed laag glas
Piaget
Concreet operationele fase
7-11 jaar
Tellen, rekenen, figuratief denken
Piaget
Formeel operationeel fase
11 jaar en ouder
Ruimtelijk, abstract, logisch denken, conclusies
Schema’s
Assimilatie en accomodatie
Schema
Assimilatie
Nieuwe informatie in een bestaand schema opnemen. Veranderen informatie
Schema
Accommodatie
Herstructureren van bestaand schema
Social information processing model
Crick & Dodge
1. Encoderen (Waarnemen)
2. interpretatie (Begrijpen van situatie, jezelf en ander)
3. verduidelijken (wat wil je bereiken, arousal)
4. Respons-toegang of constructie (mogelijkheden van reageren)
5. Respons keuze (verwachtingen)
6. Gedrag vaststellen (reageren)
Klassieke psychoanalyse
Freud
Id, ego en superego Psychoseksuele fasen
Egopsychologie
Erikson
Crisis overwinnen
Identiteit
8 fases
Egopsychologie
Zuigelingenfase 1
0-2 jaar
Vertrouwen vs wantrouwen
Egopsychologie
Peuterfase 2
2-4 jaar
autonomie vs schaamte
Egopsychologie
Kleuterfase
4-5 jaar
Initiatief vs schuld
Egopsychologie
Basisschoolfase
6-12 jaar
Bekwaamheid vs minderwaardigheid
competentie
Egopsychologie
Adolescentiefase
12-19
Identiteit vs identiteitsverwarring
Egopsychologie
Vroege volwassenheid
20-40 jaar
Intimiteit vs Isolement
Liefde en vriendschap
Egopsychologie
Middelbare volwassenheid
40-65 jaar
Generativiteit vs stagnatie
bijdrage volgende generatie: zorg
Egopsychologie
Late volwassenheid
65+
Ego-integriteit vs wanhoop
wijsheid
Objectrelatie theorie
Bowlby & Mahler
Attachment theorie = aap hechting
Strange Situation test
- Veilig
- Vermijdend
- NAgstig-ambivalent/resistent
- Gedesorganiseerd
Veilige hechting
Positief reageren bij stress
Vermijdend
Weinig signalen van distress en vermijden van ouders
opvoeder negeren
Angstig-ambivalent/resistent
weinig hechting, afwijzend en ongevoelig
Gedesorganiseerd
Vermijden ouders maar zijn ook aanhankelijk
Structurele gezinssysteemtheorie
- Triangulatie = sterke band met ouders, alleen ouders onderling niet
- Ouder-kind coalitie = het kind heeft sterke band met 1 ouder
- detouring-attacking = tussen ouders goed, maar met kind niet
- Detouring-supportive = alles goed, overbeschermende ouders
Anomietheorie
normloosheid, weinig regels
Multideterminisme
Meerdere factoren verantwoordelijk
Equifinaliteit
Verschillende factoren verantwoordelijk voor dezelfde uitkomst
Multifinaliteit
1 risicofactor leidt uit zich op verschillende manieren
Temperament
karakterestieken
Teratogenen
schadelijke stoffen via bloedbaan van moeder op kind kunnen gaan
bv FAS (foetaal alcohol syndroom)
Opvoedingsstijlen
Autoritatief
Autoritair
Permissief
Verwaarlozend
Opvoedingsstijlen
Autoritatief
hoog warmte, hoog controle –> enige goede
Opvoedingsstijlen
Autoritair
Laag warmte, hoog controle
Opvoedingsstijlen
Permissief
hoog warmte, laag controle
Opvoedingsstijlen
Verwaarlozend
lage warmte, lage controle
Diathese-stressmodel
Kwetsbaarheden en veerkrachtigheid
Differential susceptibility model
twee individuen, stabiele en kneedbare/plastisch (moeilijk temperament = plastisch). Plastisch zijn gevoeliger voor omgevingsfactoren positief en negatief.
Continuiteit
Moffitt : verloop ontwikkeling
Homotypisch: veranderd niet met leeftijd
Heterotypisch of ontwikkelingstransformatie
Cumulatief proces
Risicofactoren stapelen zich op tijdens je leven - negatieve spiraal
Contemporary
belandt telkens in dezelfde situatie met dezelfde risicofactoren
Kritiek DSM
- Niet gekeken naar oorzaken van stoornissen
- Nadruk op biologische etiologie en behandeling maar niet kind en omgeving
- Geen specificatie geslacht, leeftijd en cultuur
- Geen relatie met de klachten en behandeling
- stigmatisering
- niet alle stoornissen
- opvoeding
- geen positieve psychologie