H7.2 t/m 7.7 Flashcards

1
Q

Pragmatisch denken

A

Het denken wordt meer subjectief en emotioneel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gekristalliseerde intelligentie

A

Aangeleerde intelligentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vloeiende intelligentie

A

Erfelijke intelligentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Adapters

A

Zij conformeren zich

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Innovators

A

Zij proberen grip te krijgen op de wereld door zelf dingen te veranderen en oplossingen voor ervaren problemen te bedenken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Formeel-logisch denken

A

Logische analyses, causale verbanden en hypothetische abstracties; kennis wordt als absoluut en onveranderbaar beschouwd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Post-formeel denken

A

Variabelen beïnvloeden elkaar, concrete gebeurtenissen staan in de realiteit centraal. Kennis is niet altijd absoluut, maar is afhankelijk van de omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

retrograde amnesia

A

Het onvermogen om herinneren van voor het geheugenverlies op te halen. Indrukken en informatie verdwijnen uit een korte periode door trauma of een ongeluk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Anterograde amnesia

A

Het onvermogen om nieuwe herinneren te vormen, terwijl al bestaande herinneringen bewaard blijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Identiteit

A

Het in evenwicht zijn met zichzelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zelfbeeld.self-concept

A

Geeft aan hoe iemand over zichzelf denkt en hoe hij zichzelf beleeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Emancipatie

A

Een proces waarin mensen zich tijdens hun ontwikkeling, samen met degenen die in een gelijke situatie verkeren, leren verwezenlijken als gelijkwaardige groep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Idografische ontwikkeling

A

Een meer persoonlijk stijl van ontwikkeling, waar het minder gaat om collectieve veranderingen door het leven heen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Idiosyncratische ontwikkeling

A

De fase waarin identiteit meer is uitgekristalliseerd, waardoor iemand een eigen draai aan zijn leven geeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De intieme stijl

A

Er is sprake van openheid en wederkerigheid in de relatie. Hierbij hoort het zorg dragen voor elkaar en het op een constructieve manier oplossingen van conflicten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De pre-intieme stijl

A

Alle eigenschappen zijn aanwezig om een goede relatie aan te gaan, zoals openheid en wederkerigheid, maar de geschikte levenspartner is nog niet gevonden.

17
Q

De pseudo-intieme stijl

A

Er is sprake van gemakzucht; het betreft een langdurige seksuele relatie, maar er is geen openheid en zorg voor elkaar. De relatie is oppervlakkig.

18
Q

De stereotiep stijl

A

Contacten of sociale relaties worden onderhouden om er zelf beter van te worden. De relaties zijn vlot en oppervlakkig.

19
Q

De geïsoleerde stijl

A

Er zijn geen sociale relaties aanwezig en er zijn ook te weinig sociale vaardigheden aanwezig bij de persoon.

20
Q

De gecommitteerde mengvorm

A

De persoon is verstrikt geraakt in een langdurige relatie, waar de persoonlijkheid niet tot zijn recht komt. in de relatie vind hij niet wat hij zoekt, maar buiten de relatie doet de persoon ook weinig activiteiten en sluit weinig vriendschappen.

21
Q

De ongecommitteerde mengvorm

A

De persoon verliest zichtzelf, is onzelfstandig en afhankelijk omdat hij zijn identiteit ontleent aan vriendschappen. Hij heeft geen langdurige relatie.

22
Q

Burgerlijke verantwoordelijkheid nemen

A

Inpassen in de maatschappij

23
Q

Leerplichtwet

A

Jongeren worden gedwongen tot een bepaalde leeftijd onderwijs te volgen.

24
Q

Het spiegeldbeeld zelfbeeld

A

Het gedeelte van het zelfbeeld dat ontstaat door de feedback van anderen op het individu en zijn gedrag.

25
Q

Psychose

A

Een algemene term voor een ernstige psychische stoornis, waarbij iemand het contact met de realiteit heeft verloren.

26
Q

Heterogame relatie

A

Alle partners die op bepaalde belangrijke kenmerken aanzienlijk van elkaar verschillen.