H2.2 t/m 2.3 Flashcards
Opvoedingsrelatie volgens Traas
Een liefdevolle relatie tussen ouder en kind.
Veilig hecten
Het kind heeft basisvertrouwen en voelt zich veilig en beschermd.
Hechtingsfiguur
De persoon met wie een kindje een emotionele band opbouwt.
Sensitief
Het vermogen om ontvankelijk te zijn voor de signalen van een kind; die signalen kunnen een lichamelijk en/of psychische behoefte aangeven.
Responsief
Adequaat reageren; een directe en juiste reactie op de signalen van het kind.
Continuïteit en regelmaat
Voortduren, aanhoudend.
Echtheid
De ouder en het kind kunnen te allen tijde zichzelf zijn.
Pedagogisch besef/ perspectief bieden
De ouder weet wat belangrijk is voor het kind.
Voorwaarden voor een opvoedingsrelatie volgens Traas
Gelijkwaardigheid
Wederzijds respect
Wisselwerking; beide partijen geven als ontvangen.
Veiligheid; het kind voelt zich beschermd tegen negatieve invloeden van buiten af.
Intimiteit
Bowlby
Hechtingspatronen worden al gevormd vanaf de geboorte.
3 kenmerken voor veilige hechting volgens Rigter
Het gedrag moet sensitief zijn.
Het gedrag moet responsief zijn.
Er moet continuïteit en regelmaat in het gedrag zijn.
Opvoedrelatie is in grote mate afhankelijk van
Pedagogisch besef van de ouder, ook wel: perspectief bieden.
Zijn doelstelling in zijn opvoedend handelen tot uitdrukking brengen. De oude is hierbij in staat om het belang van het kind voor op te stellen i.p.v. zijn eigen belang.
4 oriëntatieniveaus van pedagogisch besef volgens Van den Broeck
Negatief:
De egocentrisch oriëntatie: de oude projecteert de eigen behoeften op het kind. De oude voed vanuit zijn eigen wensen en behoeften; weinig aandacht voor de wil van het kind
De conventionele oriëntatie: het kind wordt begrepen vanuit de algemeenheden die bestaan rond kinderen; m.b.t. de cultuur waarin hij opgroeit. Bijv. volwassenen niet tegenspreken.
Positief
De subjectief-individualistische oriëntatie: De ouder probeert de behoefte van het kind te bevredigen binnen de context waarin de opvoedrelatie zich afspeel; de ouder heeft oog voor de uniciteit van het kind.
Interactieve oriëntatie: De ouder zoekt naar evenwicht tussen zijn eigen behoeften en die van het kind. Zowel de ouder als het kind groeien in hun rol.
4 oriëntatieniveaus van pedagogisch besef volgens Van den Broeck
Negatief:
De egocentrisch oriëntatie: de oude projecteert de eigen behoeften op het kind. De oude voed vanuit zijn eigen wensen en behoeften; weinig aandacht voor de wil van het kind
De conventionele oriëntatie: het kind wordt begrepen vanuit de algemeenheden die bestaan rond kinderen; m.b.t. de cultuur waarin hij opgroeit. Bijv. volwassenen niet tegenspreken.
Positief
De subjectief-individualistische oriëntatie: de ouder probeert de behoefte van het kind te bevredigen binnen de context waarin de opvoedrelatie zich afspeelt; de oude heeft oog voor de uniciteit van het kind.
Interactieve oriëntatie: de oude zoekt naar evenwicht tussen zijn eigen behoefte en die van het kind. Zowel de oude als kind groeien in hun rol.
Psychologische ontwikkeling
Het proces van de mentale groei; de geleidelijke vooruitgang van de intelligentie en ontwikkeling van het gevoelsleven. Leidt tot ‘hoger’ functioneren.
Cognitieve ontwikkeling
Het proces van leren, waarbij de factoren: geheugen, cognitie en aandachtfunctie van belang zijn.
Geheugen
Het proces van opslaan van informatie en het terughalen van informatie.
Cognitie
Het toepassen van de mentale processen, die worden gebruikt bij het waarnemen, herinneren, denken, redeneren en begrijpen.