H3.2 t/m 3.7 Flashcards

1
Q

Socialisatie-instituut

A

Een milieu die invloed uitoefent op de socialisatie van een kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Pedagogisch erfgoed

A

Het gezin gaat ervan uit dat zijn als enigen de belangrijkste functies van het gezien moeten waarborgen, zonder bemoeienis van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Rolpatroon

A

Een manier waarop mensen onderling functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Emancipatieproces

A

Het proces van streven naar gelijke rechten en zelfstandigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vitale beroepen

A

Beroepen die nodig zijn om een samenleving ook tijdens een crisis te laten functioneren. Zoals: politie, zorgpersoneel, brandweer etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Schoolplan

A

Visie, missie, gehanteerde onderwijsmethode, ontwikkelingsmaterialen en omgangsprotocollen van de school.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Feministische golf

A

Vrouwen die streden voor gelijk rechten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Eenoudergezien

A

Huishouden waarbij minimaal één minderjarig kind bij één ouder woont.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Nieuwe samengestelde gezinnen/ stiefgezinnen

A

In dit gezin heeft één van de partners al kinderen uit een vorige relatie; de nieuwe partners gaan met elkaar samenleven en ieder neemt de eigen kinderen mee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Pleegouderschap

A

Iemand die het kind van iemand anders verzorgt en opvoed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Adoptie

A

Het aannemen van een kind. Het kind is dan geen familie meer van de biologische familie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gezinscohensie

A

Geeft inzicht in de verhouding tussen ouders en kinderen en broers en zussen onderling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Harmonisch gezin

A

Een waar sprake is van vriendelijkheid en geborgenheid. Men kan het goed vinden met elkaar. Er ontstaat saamhorigheid en samenwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Loszandgezin

A

Ouders van dit gezinstype hanteren verwaarlozende, toegeeflijk- of permissieve opvoedingsstijl.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kluwengezin

A

Ouders van dit gezinstype hanteren vaak een autoritaire opvoedingsstijl, waar sprake is van restrictieve controle. Er is haast een symbiotische relatie tussen de gezinsleden; het voornaamste opvoedingsdoel is namelijk gericht op het in stand houden van de cohesie in het gezin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Half-open/ half-gesloten gezin

A

In deze gezinsvorm staat men open voor relaties met anderen die niet tot het gezin behoren. De onderlingse banden tussen gezinsleden zijn hecht en er is vaak sprake van een autoritatieve of democratische opvoedingsstijl. Er is sprake van emotionele betrokkenheid tussen de gezinsleden.

17
Q

Opvoedingsstijl

A

De manier waarop de ouder invulling geeft aan zijn omgang met het kind, dat gekenmerkt wordt door een (on)bewuste opvatting die zij over de opvoeding heeft m.b.t. het gevoel en gezag in deze opvoedingsrelatie.

18
Q

4 primaire opvoedingsstijlen

A

Democratisch/autoritatief, autoritair, toegeeflijk of permissief/laissez-faire en verwaarlozend

19
Q

Parent-centered

A

De opvoeding is volledig om de ouder afgestemd; de autoritaire opvoedingsstijl wordt vooral beïnvloed door de persoonlijkheid, ideeën en gewoonten van de ouder.

20
Q

Undemanding

A

Weinig eisen naar het kind.

21
Q

Anti-autoritaire opvoeding

A

Als de ouder van mening is dat het voor het kind goed is om vrij gelaten te worden

22
Q

Demandingness

A

De mate waarin de ouder eisen stelt en controle uitoefent op het kind.

23
Q

Ouderlijke gezag

A

Zowel de plicht als het recht om hun op te voeden en te verzorgen.

24
Q

Opvoedingsmacht

A

Als er geen realistische eisen aan een kind worden gesteld of als het kind te veel in zijn vrijheid wordt belemmerd. Het ouderlijk gezag wordt misbruikt.