H7 Geheugen Flashcards

1
Q

Wat ontdekten Rubin & Schulkind?

A
  • Meeste herinneringen recent
  • < 3 jaar geen autobiografische herinneringen
  • “Reminiscentie (= herinnering) bult” = Meeste herinneringen aan 10-30 jaar, omdat:
    –> Grote levenskeuzes
    –> Veel ervaringen (veel emoties)
    –> Cognitief/neurofysiologisch beste
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat onderzocht Hermann Ebbinghaus?

A

“Uber das gedachtnis”
Twee kernvragen:
- Hoeveel vergeten we en hoe snel gaat dat?
- Als info niet te herinneren, dan verloren?
Zinloze 3 letter-woorden –> Leren-testen-herleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke methode gebruikte Ebbinghaus om zijn 3-letter non-woorden te leren?

A
  • Met constante snelheid hardop lezen,
  • Daarna zo veel mogelijk items in juiste volgorde opschrijven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat was het resultaat van het onderzoek van Ebbinghaus?

A
  • 7 foutloos
  • Vergeetcurve: 1e uur snel, daarna afvlakken
  • Besparingsmethode: Herleren = makkelijker (vergeten is niet verloren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de vergeetcurve?

A

Relatie tussen de mate van vergeten en het tijdsinterval tussen leren en testen
(vergeten is niet verloren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waaruit bestond het geheugenmodel van Atkinson & Shiffrin?

A
  1. Sensorische geheugen
  2. Korte termijn geheugen (KTG)
  3. Lange termijn geheugen (LTG)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houdt het sensorische geheugen in?

A

Zeer kort bijhouden van alle sensorische info die onze zintuigorganen bereikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat onderzocht Sperling?

A

Partial report cueing technique:
Hoe lang duurt het iconische geheugen? < .5 sec
Drie rijen van vier letters voor 50 ms –> toonhoogte geeft rij aan die moet worden opgenoemd –> toon vlak na is zelfde als toon 10 sec voor–> grootste verval binnen 150 msec

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat ontdekte Miller?

A

The magical number seven plus/minus two.
–> cijferreeksen/woorden/letters hebben geheugenspanne van 7 (+/-2). KTG houdt informatie vast waar we ons op bepaalt moment bewust van zijn:
- Beperkte capaciteit
- Snel verval van geheugencode (paar seconden)
- Herhalen voorkomt verval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat ontdekten Brown en Peterson & Peterson?

A

Drie letters om te onthouden (PQV), daarna cijfer (782)
Taak is om achteruit te tellen in stappen van 3. Na 3 sec wordt slechts 50% van letters onthouden en na 12 sec 10%!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe werkt het lange termijn geheugen (LTG)?

A
  • Onbeperkte capaciteit (mogelijk)?
  • Verval heel traag (uren/dagen)
  • Van KTG naar LTG door herhaling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat onderzochten Glanzer & Cunitz?

A

15 woorden lezen –> zsm woorden opschrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de seriële positiecurve?

A

Grafiek van onthouden items afhankelijk van plaats in stimulusreeks.
- Voorrangseffect (primacy; eerste 3)
- Recentheidseffect (Recency; laatste 3) overschrijven door nieuwe informatie (retroactieve interferentie).
- Recentheidseffect is kwetsbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geheugenmodel van Atkinson & Shiffrin bleek niet volledig, hoezo?

A
  1. KTG is niet puur tijdelijk opslag maar meer taken (‘werk’-geheugen voor visueel en verbaal materiaal)
  2. KTG ‘gebruikt’ LTG
  3. KTG naar LTG overgang is niet slechts door herhaling
  4. LTG is geen unitair systeem (verschillende soorten LTG: visueel, verbaal, motorisch, muziek?)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat ontdekten Baddeley & Hitch?

A

KTG wordt werkgeheugen (bestaat uit 3 componenten):
- Fonologische lus (2 sec audiotape i.p.v. 7 ‘slots’)
- Visueel sketchpad (laat je toe om ‘memory’ te spelen)
- Centrale executive/verwerker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat ontdekte Cowan?

A

4 (+/-1) ‘slots’ is waarschijnlijk betere schatting, waarbij elk element uit verschillende elementen kan bestaan zolang dit een betekenisvol geheel is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe werkt het neurale netwerk (overgang WG naar LTG)?

A

Er is altijd interactie tussen KTG en LTG en je kunt ook beweren dat KTG het actieve gedeelte van LTG is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe werkt het Neuraal netwerk (connectionistisch model)?

A

Computermodel dat de werking van hersenen nabootst door een grote hoeveelheid eenvoudige knopen (=hypothesedetector/neuron) met elkaar te laten communiceren.
LEEUW -> GEVAARLIJK, TIJGER, AFRIKA, BRUIN, etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waar is LTG opgeslagen?

A

In de gewichten van de connecties tussen de knopen (associaties).
KTG zijn de knopen die momentaan actief zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat ontdekte Hebb?

A

“Neurons that fire together, wire together” (neuronen die bij het verwerken van informatie tegelijk vuren, zullen een sterke synaptische connectie vormen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat ontdekten McCloskey & Cohen?

A

Probleem met computer model van neuraal netwerk is catastrofale interferentie (CI), het eerder geleerde wordt overschreven door nieuwe info.Niet het geval bij de mens!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe werkt het leerproces?

A

1e fase: Info vlug opslaan waar catastrofale inferentie mag optreden (hippocampus)
2e fase: Nieuwe info wordt behoedzaam geïntegreerd met bestaande info, geen overschrijving meer mogelijk (cortex). Gebeurt tijdens slaap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Uit welke componenten bestaat het LTG?

A
  • Declaratief/Expliciet geheugen: bewuste herinnering voor feiten/gebeurtenissen die je onder woorden kunt brengen/kunt visualiseren
  • Episodisch geheugen (gebeurtenissen die we zelf meegemaakt hebben, plaats en tijd relevant).
  • Semantisch geheugen (feiten/kennis over de wereld, plaats en tijd irrelevant)
  • verschillende soorten LTG: verbaal/pictoraal/motorisch/muzikaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat onderzochten Sharps et al?

A

40 woorden onthouden uit 4 verschillende categorieën: Presentatie door elkaar vs. per categorie (beter jong en oud)

25
Q

Wat ontdekten Chase & Simon/ de Groot?

A

Expert-Schakers zijn in staat schaakposities te hercoderen tot een bekend patroon. Zij zijn beter dan niet-experts bij het onthouden van reële schaakposities (en vergelijkbaar bij niet-reële posities).

26
Q

Wat ontdekte Paivio?

A

Tweevoudige-codeertheorie (dual coding theory)
- Verbale code (info hercoderen in woorden)
- Sensorische code (beeldcode in gedachten bekijken)
- (Motorische code)

27
Q

Wat ontdekten Ter Doest & Semin?

A

Concrete woorden (hamer, auto, maan)beter te onthouden dan abstracte woorden (democratie, vrijheid) omdat ze verbale + sensorische code hebben

28
Q

Wat ontdekte Wilton?

A

Associaties tussen woorden beter te onthouden als er beeld van te vormen is (‘konijn springt over roze boek’).

29
Q

Wat ontdekten Noice & Noice?

A

Enactment effect (uitbeeldingseffect): verbaal + motorisch

30
Q

Wat is de theorie van de verwerkingsniveaus?

A

Het niveau van verwerking is bepalend voor de kans dat de stimulus herinnerd wordt.

31
Q

Wat onderzochten Craik & Tulving?

A

60 woorden, bv BEER, bij elk woord vraag:
- Met hoofdletters geschreven? (oppervlakkige verwerking)
- Rijmt het op MEER? (verklanking)
- Is het een dier? (betekenis)

Naderhand: geheugentest (60 oud + 120 nieuw; herken je het woord?)

32
Q

Welk geheugen is beter als volgorde niet van belang is?

A

Visuele geheugen veel beter dan verbaal

33
Q

Wat is een herinnering?

A

Gedistribueerde representatie (dus niet “lokaal” in 1 neuron)

Zijn samenspel van woorden, ideeën, waarnemingen uit verschillende zintuigen, gevoelens en motorische codes. Elk van deze codes wordt opgeslagen in verschillende hersengebieden welke met elkaar verbonden zijn via connecties met de hippocampus (Meeter & Murre, 2005).

34
Q

Wat is gracieuze degradatie?

A

Capaciteit van hersenen om aanvaardbare output te blijven genereren ondanks schade aan individuele eenheden en hun connecties.

35
Q

Wat is het gevolg van ‘groepen neuronen’?

A
  • Betrouwbaarder (1 neuron is niet betrouwbaar)
  • Beter bestand tegen schade (bv dementie, verlies zal altijd gradueel zijn ipv. alles of niets)
36
Q

Wat ontdekte McClelland?

A

Inhoud-gebaseerde organisatie:
Herinneringen zijn samenspel van woorden, ideeën, waarnemingen uit verschillende zintuigen, gevoelens en motorische codes. Elk van deze codes wordt opgeslagen in verschillende hersengebieden welke met elkaar verbonden zijn via connecties met de hippocampus (zo werkt ook Google!)

36
Q

Hoe dachten ze vroeger dat info werd opgeslagen?

A

Volgens adres-gebaseerde organisatie (zoals encyclopedie, bibliotheek, pointer).
–> Probleem: Er is maar een beperkt aantal ingangen.

37
Q

Wat is het Von Restorf-effect?

A

Onthoud: 4 8 1 7 5 A 6 7 9 3
De A spring eruit

38
Q

Zijn emotionele herinneringen speciaal (flashbulb memories/ flitslichtherinneringen)?

A

Wel meer levendig, maar niet nauwkeuriger dan andere speciale gebeurtenissen.

39
Q

Wat is het isolatie effect?

A

Oproep aanwijzingen vooral effectief als ze distinctief zijn , met maar één geheugenspoor verbonden

40
Q

Wat is verval?

A

Fysiologische veranderingen in neurale spoor van de ervaring die het geheugenspoor uitwist.

41
Q

Wat is interferentie?

A

Storing bij het ophalen van een herinnering in LTG door andere ervaringen (is belangrijker dan de verstreken tijd).

42
Q

Zijn de geheugensporen permanent of vervallen ze?

A

Kun je nooit aantonen… maar meest waarschijnlijk is dat ze niet vervallen in LTG (wel in KTG)

43
Q

Wat is proactieve interferentie?

A

Storing door wat vóór de gebeurtenis kwam (laatste keer herinneringen). Je bent overladen (voorkomen door bv pauze in te lassen of ander materiaal bestuderen)

44
Q

Wat is retroactieve interferentie?

A

Storing door wat ná de gebeurtenis kwam (eerste keer herinneringen). (Overschreven)

45
Q

Wat onderzochten McDaniel et al & Cepeda et al?

A

Toets-effect (testing effect):
tussentijds toetsen zorgt voor beter leren

46
Q

Wat werd ontdekt door Deese en herontdekt door Roediger en McDermott?

A

Valse herinneringen zijn zeer eenvoudig op te roepen als ze passen in een bepaald schema (DRM-paradima). Bv woorden over naaien –> naald zat er niet tussen maar je denkt van wel.

47
Q

Wat onderzocht Barlett?

A

Geheugenfouten en onnauwkeurige herinneringen.
- Grote gaten in herinneringen (alleen grove context wordt onthouden, onaannemelijke details worden vervormd of vergeten)
- Leuke ervaringen beter onthouden
Hij toonde belang van organisatieschema’s aan

48
Q

Wat zijn organisatie schema’s:?

A

Georganiseerde voorstellingen van de structuur van de wereld, gebeurtenissen, mensen en acties worden geïntegreerd met herinneringen.
Organisatieschema’s spelen rol bij opslaan van informatie en kunnen leiden tot valse herinneringen.

49
Q

Wat ontdekten Loftus en Palmer?

A

Menselijk geheugen is niet accuraat en niet gedetailleerd maar is een reconstructie op basis van onvolledige, persoonlijk gekleurde gebeurtenissen die besmet zijn door info van buitenaf.
Bv “Hoe snel reden de auto’s toen ze tegen elkaar [smakten; botsten; stootten; contact maakten]“ –> besmet

50
Q

Wat is anterograde amnesie?

A

Geen opslag van nieuwe herinneringen in LTG (opslaan)
–> Bij: Dementie door Alzheimer/ hiv gerelateerd /Korsakoff (vitamine B1)

51
Q

Wat is retrograde amnesie?

A

Geen toegang tot opgeslagen herinneringen (ophalen)
–> Bij: Ongeval/trauma, vaak korte tijdsperiode.

52
Q

Wat is kinder-amnesie?

A

Geen herinneringen van vóór 3 jaar, omdat:
- Geheugenstructuren zijn nog niet voldoende ontwikkeld.
- Onvoldoende structuur/taal om de info in te kaderen in cognitief schema.

53
Q

Wat is organische amnesie?

A

Schade aan structuur

54
Q

Wat is functionele amnesie?

A

Geen observeerbare schade aan hersenen maar bv door stresserende omstandigheden.

55
Q

Wat gebeurde er bij Henry Molaison (HM)?

A

Epilepsie: Hippocampus en amygdala (bilateraal) weggenomen (Scoville). Anterograde amnesie (niet langer dan paar min opslaan).

56
Q

Wat onderzocht Brenda Milner bij HM?

A

Ster omtrekken in spiegelbeeld –> ging steeds beter. Blijkbaar kon HM wel motorisch leren. Dit leidde tot de ontdekking van procedurele geheugen.

57
Q

Wat onderzochten Warrington en Weiskrantz?

A

Patiënt met anterograde amnesie kregen lijsten van woorden of tekeningen.
- Expliciete test: “Welke stimuli aangeboden?“ –> Geen idee.
- Impliciete test: Woordfragmenten + taak “Welk woord kun je hiervan maken?” o__f__t? –> Meer fragmenten oplossen van woorden die eerder in de lijst voorkwamen.

58
Q

Wat is het impliciete geheugen?

A

Geheugencapaciteit patiënten niet beperkt tot motorisch leren. Dit leidde tot verandering van term procedurele geheugen naar impliciete geheugen.