H10 Emotie en motivatie Flashcards

1
Q

Wat is emotie?

A

Reactie op stimulus, bestaat uit fysiologische opwinding en gaat gepaard met evaluatie van de stimulus, gezichtsuitdrukking en subjectieve ervaring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de aspecten in emotie?

A

A. Evaluatie/beoordeling van situatie/stimulus (deze hond is gevaarlijk)
B. Lichamelijke respons (fysiologische opwinding, gezichtsuitdrukking) (beven)
C. Bewuste, subjectieve ervaring (‘gevoelens’) (“ik ben bang”)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de functies van emoties volgens Rolls?

A
  1. Overlevingsgericht
    - Positieve emoties leiden tot opnieuw opzoeken prikkel/herhalen gedrag
    - Negatieve emoties leiden tot ontwijken/gedrag onderdrukken
  2. Adequate communicatie in een sociale context
    - Belangrijk zodat anderen rekening kunnen houden met jouw gevoels/behoeftes
  3. Cognitie-ondersteunend
    - verhoogde aandacht, geheugen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de James-Lange theorie?

A

Emoties staan los van het rationele denken.
1. Stimulus uit omgeving
2. Wekt automatisch de lichamelijke reactie op
3. Hersenen beoordelen stimulus als gevaarlijk –> wordt als een emotie geïnterpreteerd.
Probleem: Te langzaam, sympathische reacties pas na 1-2 sec.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de Cannon-Bardtheorie?

A
  1. Een stimulus stimuleert gelijktijdig:
  2. sympathische zenuwstelsel (lichamelijke arousal) en hersenen (beoordeling en emotionele beleving)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de theorie van de cognitieve beoordeling (cognitive appraisal van richard Lazarus)?

A
  1. Eerst cognitieve beoordeling (vermijden of toenaderen)
  2. Fysiologische opwinding. Bij zien van wandelaar in het donker: eerst, is het een vriend een andere wandelaar of een potentiele overvaller..
  3. Dan pas emotie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat onderzochten Murphy & Zajonc?

A

Chinese karakters, hoe graag zie je deze? Vlak ervoor 4 ms lachend of kwaad gezicht. Effecten van onbewuste waarneming emotie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat onderzochten Naccache et al?

A

Amygdala reageert op kwaad kijkende gezichten, maar ook op woorden zoals ‘gevaar’/’doden’ die onbewust worden waar genomen. Dus, deel van cognitieve verwerking gebeurt onbewust.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat onderzochten Tranel & Damasio?

A

Prosopagnosie patiënten kunnen bij foto van lachende bekende persoon de persoon niet benoemen maar vertonen wel de verhoogde galvanische huidreactie. Dus: Emotionele route buiten bewustzijn om.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de fysiologische reacties (arousal) op intense emoties via sympathische zenuwstelsel?

A

Verhoogde hartslag, verhoogde bloeddruk, hartkloppingen, inhibitie van speekselklieren, zweetsecretie.
Meten door: Hartslag, bloeddruk, huidgeleiding in handpalm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom werkt leugendetector niet bij psychopaten?

A

Door verlaagde activiteit in sympathische zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn volgens Ekman de primaire emoties?

A
  1. Droefheid
  2. Blijheid
  3. Angst
  4. Woede
  5. Verassing
  6. Walging/minachting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de hypothese van gezichtsfeedback?

A

Emotionele ervaring van een persoon wordt versterkt of verzwakt door de spieractiviteit in het gezicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat onderzochten Strack et al?

A

Markeerstift tussen lippen of tanden, naderhand beoordelen hoe leuk cartoon was (0-9 schaal). Resultaten: Na stift tussen tanden (lachspieren) waren cartoons leuker dan tussen lippen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat onderzochten Van Swearingen et al?

A

Patiënten met verlamming aan mondspieren depressieschaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat onderzochten Hennenlotter et al?

A

Vrouwen na facelift met botox minder sterke reacties op emotionele stimuli.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat onderzochten Schnall & Laird?

A

Lachtherapie: Na blijdschap spelen, meer vreugdevolle herinneringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn culturele uitingsregels?

A

Culturele verschillen in regels over welke emoties men in bepaalde situaties mag tonen. In Japan toon je geen negatieve emoties bij iemand met een hogere status.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat onderzochten Matsumoto & Juang?

A

Japanse en Amerikaanse studenten kijken stresserende film (angst, walging, woede, verdriet). Met of zonder proefleider geen effect op Amerikaanse studenten, wel op Japanse studenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de tweefactorentheorie
van Schachter & Singer?

A

Emotioneel geladen stimuli lokken de fysiologische reactie uit die wordt geïnterpreteerd op basis van de fysiologische respons én informatie uit de omgeving.
–> Gevolg: Mensen schrijven de oorsprong van hun opwinding soms toe aan een verkeerde bron.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat onderzochten White & Knight?

A

Mannelijke studenten kregen filmpje te zien van een aantrekkelijke vrouwelijke studente en beoordeelden aantrekkelijkheid. Na 2 min lopen meer aangetrokken voelen dan na 15 sec lopen.

22
Q

Wat zijn de visies mbt indelen van emoties?

A
  1. Emoties verschillen in 2 dimensies:
    - valentie (onaangenaam-aangenaam)
    - arousal (kalm-opgewonden).
  2. Emoties zijn combinaties van Ekmans primaire emoties
23
Q

Wat onderzochten Kring & Gordon?

A

Vrouwen uitten makkelijker in gezicht, mannen meer fysiologische reactie op woede en angst, vrouwen meer op walging, maar geen verschil in ervaren emotie.

24
Q

Wat onderzochten Ohman et al?

A

Angst-inducerende stimuli worden parallel verwekt en krijgen automatisch toegang tot bewustzijn.
Snellere herkenning van negatieve foto tussen positieve foto dan andersom.

25
Q

Wat onderzochten MacLeod et al?

A

Dotprobe taak: Angstige proefpersonen reageren sneller op stip op plaats van angst gerelateerde woord dan op plaats van neutrale woord.
–> Aandacht gaat naar stimuli die aansluiten bij hun gevoelens.

26
Q

Wat onderzochten Phelps et al?

A

Door angst krijg je betere waarneming

27
Q

Wat onderzocht Niedenthal?

A

In blije stemming wordt neutrale gezichtsuitdrukking meer als blij kijkend waargenomen dan in droevige stemming. Bij depressie als meer negatief

28
Q

Wat is coderen?

A

Emotionele stimuli beter gecodeerd door meer aandacht en betere waarneming, én rijker door de emotie als extra oproepaanwijzing.

29
Q

Wat is consolideren volgens Phelps?

A

De amygdala (emotie) kan functie van hippocampus (geheugen) beïnvloeden.

30
Q

Hoe werkt het geheugen oproepen?

A

Mensen zijn geneigd om herinneringen op te halen die in overeenstemming zijn met hun gevoelens.

31
Q

Hoe werkt cognitieve controle?

A
  1. Onderdrukking: Veranderen van de gedragsmatige reacties op de emotie-uitlokkende stimuli.
  2. Herbeoordeling: Veranderen van de betekenis van de stimulus.
  3. Aandacht selectief richten op minder emotioneel geladen aspecten van stimulus
  4. Taak uitvoeren die het werkgeheugen belast.
  5. Toneelspelen
32
Q

Wat zijn secundaire emoties?

A

Emoties die alleen bij mensen voorkomen en in eerste plaats cultureel bepaald zijn.

33
Q

Wat onderzochten Demoulin et al?

A

Onderscheid tussen primaire (voor iedereen hetzelfde) en secundaire emoties vormen een continuüm (afhankelijk van context/gemeenschapsmoraal)

34
Q

Is hersenactiviteit emotie-specifiek?

A

Vroeger: Basisemoties maken gebruik van een eigen, specifiek hersengebied.
Amgydala = angs
Insula = walging
Orbitofrontal = woede
Anterior cingulate = droefheid

Nu: die 1-op-1 relatie tussen hersengebied en emotie is achterhaald. Elke emotie activereert een netwerk van hersengebieden.

35
Q

Beinvloeden emotie en cognitie elkaar?

A

Volgens Banich et al zijn er zes corticale regio’s belangrijk voor de interactie tussen cognitie en emotie.

36
Q

Waar speelt de amygdala een belangrijke rol bij?

A

De herkenning van objecten gaat vaak gepaard met emoties, de amygdala is belangrijke, want het is de poort naar het limbische system.

37
Q

Wat is het syndroom van Capgras?

A

Er is dissociatie tussen de cognitieve en de fysiologische reactie. De patiënt herkent bekenden, voorwerpen en zichzelf nog wel, maar denkt dat het ‘dubbelgangers’ zijn. Er is wel een bewuste herkenning, maar niet de automatische emotionele reactie.

38
Q

Wat is prosopagnosie?

A

Hier is juist geen bewuste herkenning tov voorwerpen/bekenden, maar wel de automatische reactie

39
Q

Wat is motivatie?

A

Verwijst naar de factoren die ertoe leiden dat een individu zich op een bepaald moment op een bepaalde manier gedraagt/zich beweegt.

40
Q

Wat beïnvloedt motivatie?

A
  • De richting van het gedrag (welke doelen nastreven?)
  • De intensiteit van het gedrag (hoeveel inspanning leveren?)
  • De volharding van het gedrag (hoe goed volhouden?)
41
Q

Wat is de indeling van motivaties?

A
  • Motivaties ontstaan door interne behoeftes (honger, dorst, slaap, etc).
  • Motivaties ontstaan door externe doelen (belonging, straf)
42
Q

Wat is de drifttheorie van Hull?

A

Fysiologische deficit –> Lichamelijke behoefte –> wordt drift bij niet bevredigen –> leidt tot gedrag om drift te reduceren –> aangenaam en bekrachtigd.

43
Q

Wat is de instinct-theorie?

A

Gedragingen van mens en dier worden bepaald door instincten (onvrijwillige gedragingen met een biologische basis die worden uitgelokt door een stimulus, Lorenz)

44
Q

Wat is de opwindingstheorie (arousal theory)?

A

Mensen streven naar optimaal opwindingsniveau (individu afhankelijk: ‘thrill seekers/sensatiezoekers’ versus ontsapnning/relax).

45
Q

Wat is de Motivatie-hiërarchie van Maslow?

A

Vijf soorten behoeften. Alleen gemotiveerd door een behoefte als aan de behoefte op lagere niveaus voldaan is.
- fysiologische behoeften
- zekerheid
- sociale acceptatie
- waardering
- zelfontplooiing

46
Q

Wat is doelgebaseerde motivatie?

A
  • Intrinsieke motivatie: Motivatie gericht op het uitvoeren van een activiteit wegens het plezier dat men vindt in de activiteit zelf en de voldoening die men haalt uit het voltooien van de activiteit.
  • Extrinsieke motivatie: Motivatie om bepaalde activiteiten uit te voeren omdat deze leiden tot het bereiken van een ander doel.
47
Q

Wat zijn conflicterende motivaties?

A

Soms zijn motivaties vanuit behoeften en doelen in conflict.

48
Q

Waar hangt zelfcontrole vanaf?

A

Egodepletie: Mate van zelfcontrole vermindert naarmate men meer keuzes moet maken waar zelfcontrole voor nodig is.

49
Q

Wat is de Wet van Yerkes en Dodson?

A

Voor elke taak is er een optimaal niveau van motivatie (prestatiemotivatie verhoogt de prestatie maar tot op bepaald niveau).

50
Q

Wat is maladaptief perfectionisme?

A

Wanneer de nagestreefde perfectiegraad de prestaties schaadt.
Te weinig is niet goed, maar te veel is ook niet goed

51
Q

Hoe is de voortplanting bij dieren geregeld?

A
  • Voortplanting geregeld via vrouwelijk oestrogeen die dan vruchtbaar is.
  • Seksueel gedrag bij mens houdt echter meer verband met niveau van testosteron (daarom mannen meer seksueel verlangen dan vrouwen).
52
Q

Wat is het coolidge-effect?

A

Bij veel diersoorten, waaronder de mens, brengt na gemeenschap met een partner de introductie van een nieuwe partner een snelle hernieuwde activiteit teweeg bij man. Bij vrouw is effect kleiner.