H6: Leiderschap Flashcards

1
Q

Leiderschap

A

Sociaal beïnvloedingsproces om objectieven te bereiken
Zoeken van medewerking om bepaald resultaat te bereiken
Macht, autoriteit, beïnvloeding vanuit hiërarchische positie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Trekbenadering

A

Leiderschap is aangeboren, je hebt het of je hebt het niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Essentiële leiderschapstrekken

A

Intelligent, dominant, masculien, energiek
Reële leider ≠ ideale leider
Vertrouwen in leider indien: eerlijk, vooruitziend, inspirerend, competent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Charisma en leiderschap

A

Mensen die hoog scoren op charisma denken dat ze effectiever zijn
Mensen die laag scoren op charisma zijn niet visionair genoeg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gedragsstijlbenadering

A

Ongeacht de kenmerken die je hebt, iedereen kan verschillende types gedragingen stellen/moet het juiste gedrag leren stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Drie gedragsstijlbenaderingen

A

Democratisch, autocratisch, laissez-faire
Consideration, initiating structure
Managerial grid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Democratische gedragsstijl (Lewin)

A

Overleg (maar neemt zelf beslissingen), afspraken, participatie
Gemotiveerde, actieve kinderen, goede output, creatieve maskers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Autocratische gedragsstijl (Lewin)

A

Autoritair, dominant, leider staat boven de groep, verdelen van taken
Competitie tussen kinderen, hiërarchie, geen goede sfeer, goede kwantiteit, lage kwaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Laissez-faire gedragsstijl (Lewin)

A

Passief, laat dingen op hun beloop, raad geven indien gevraagd
Veel praten en weinig werken, soms agressie, geen goede sfeer, relatief weinig maskers, kwaliteit niet goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Consideration, initiating structure (Ohio State Studies, Fleishman)

A

Twee onafhankelijke basisdimensies van leiderschap
Consideration: sociaal of mensgericht, wederzijds vertrouwen, gericht op individuele behoeften en wensen, positief effect op satisfactie
Initiating structure: outputgericht, structureren van taken en rollen, positief effect op groepsprestatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Managerial grid (Blake & Mouton)

A

Zelfde model als Ohio State Studies, maar op 9x9 matrix
Concern for production: taakgericht (structure)
Concern for people: mensgericht (consideration)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Situationeel leiderschap

A

Gedrag aanpassen aan de situatie
Verschillende situaties vereisen verschillende types leiderschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Contingentiebenadering (Fiedler)

A

Effectiviteit is de functie van match tussen de gehanteerde stijl en de mate van controle over de situatie (Least Preferred Coworker Scale)
Hoe hoger score, hoe meer mensgericht ; hoe lager score, hoe meer taakgericht (verschil met andere modellen: mensgericht en taakgericht op zelfde dimensie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Mate van controle over situatie wordt gemeten door…

A

Relatie chef/medewerker: in welke mate heeft de leider steun, loyaliteit en vertrouwen van de werknemers
Taakstructuur: is het duidelijk wat men moet doen
Position power: mate waarin je mogelijkheid hebt om te straffen als leidinggevende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Pad-doeltheorie (House)

A

Gebaseerd op expectancy model van Vroom
Alle obstakels op het pad vermijden om zo het doel te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vier soorten leiderschap bij de pad-doeltheorie

A

Directief: instructies geven
Ondersteunend: rekening houden met behoeften
Achievement: mensen naar maximale prestatie sturen
Participatief: meewerken aan proces

17
Q

Situationele leiderschapstheorie / Life Cycle Theory (Hersey & Blanchard)

A

Leiderschap moet fluctueren afhankelijk van de situatie
Life Cycle Theory: teams gaan typisch door verschillende fases van maturiteit
Laissez-faire is hier niet per se negatief, als werknemers maar gemotiveerd genoeg zijn

18
Q

Leader-member exchange (Graen)

A

Medewerkers zijn contingentievariabele
Geen afzonderlijke leiderschapsstijlen: wordt bepaald door individu waar men als chef mee geconfronteerd wordt
Ingroup of outgroup

19
Q

Transformationeel leiderschap (Bass)

A

Medewerkers transformeren zodat ze zelf leider worden en kritisch nadenken
Lange-termijn perspectief: visie en omgeving creëren
Kenmerken: constant bestaande processen uitdagen, inspireren van werknemers, visie communiceren

20
Q

Multi-factorial leadership questionnaire

A

Individualized consideration
Intellectual stimulation
Inspirational motivation
Idealized influence: charisma

21
Q

Transactioneel leiderschap

A

Als leider is er een ruilrelatie tussen ondergeschikten en jezelf
Je helpt mensen om bv. promotie te krijgen
Korte termijn leiderschap
Zowel transactioneel als transformationeel nodig

22
Q

GLOBE project

A

Global Leadership and Organizational Behavior Effectiveness
Bestudeert de verschillen en overeenkomsten in leiderschap tussen verschillende culturen en zoekt hier een verklaring voor