H2. Basisdeterminanten van gedrag Flashcards
Waarden
Algemene doelstellingen die we nastreven: basisovertuigingen, voorkeuren, moralistisch, afstemmen van leven
Individuele verschillen: cohorte effecten, geslachts- en opleidingsafhankelijk
Twee soorten waarden (Rokeach)
Instrumentele waarden: manier waarop we doelen willen bereiken
Terminale waarden: einddoelen waar we naar streven
Schwartz
Waarden zijn overtuigingen over na te streven doelen
Waarden reduceren naar beperkt aantal dimensies en deze organiseren
Tegengestelde waarden zijn niet complementair
Waarden in organisatie
Betere prestaties in diverse teams, maar ook sneller interpersoonlijke conflicten
Attituden
Evaluaties van dingen, mensen of gebeurtenissen
Drie componenten van attituden
Cognitief: wat je denkt over bepaald attitudeobject
Affectief: hoe je je voelt bij bepaald attitudeobject
Conatief: gedragscomponent
→ Zijn met elkaar in overeenstemming, maar niet per se exact even belangrijk
Cognitieve dissonantie
Gebrek aan overeenstemming tussen twee attitudencomponenten (gedrag en attitude of attitude en realiteit)
Hoe mee omgaan: gedrag/attitude veranderen, voordeel van één component benadrukken, nadeel van één component minimaliseren
Overeenkomst attitude en gedrag hangt af van …
Specificiteit van attitude
Attitude ten opzichte van gedrag
Subjectieve norm: ongeschreven gedragsregels die ons handelen bepalen
Waargenomen gedragscontrole: inschatting over vaardigheden om gedrag te kunnen stellen
Idiografische benadering persoonlijkheid
Persoonlijkheid proberen begrijpen vanuit ervaringen die persoon heeft meegemaakt
Focus op één individu
Nomothetische benadering persoonlijkheid
Persoonlijkheidskenmerken/trekken die bij iedereen voorkomen
OCEAN: vijf persoonlijkheidsdimensies die verschillen tussen mensen kunnen verklaren
Holland
Persoonlijkheid en beroepskeuze: satisfactie vereist match tussen persoonlijkheid en jobvereisten
Zes persoonlijkheidseigenschappen, als je kenmerken hebt die tegenover elkaar staan, is het moeilijk om een job te vinden
Emotionele intelligentie
Mogelijkheid van individu om zichzelf te motiveren, impulsgedrag en de eigen gemoedstoestand te controleren opdat het functioneren niet zou gehypothekeerd worden
Vier onderdelen van emotionele intelligentie
Zelfbewustzijn
Zelfmanagement
Sociaal bewustzijn
Relatiemanagement
Perceptie
Proces van verwerking en interpretatie van sensorische input tot toekennen van een betekenis
Afhankelijk van: observator, waargenomen project en situatie
Attributietheorie
Hoe verklaren mensen wat ze waarnemen?
Drie dimensies: locus, stabiliteit, controle
Successen verklaren door interne attributie, mislukkingen door externe attributie
Invloeden op perceptie
Selectieve perceptie: te veel prikkels waardoor je er sommige uitsluit en dus niet alles ziet of hoort
Veronderstelde gelijkheid: als je één kenmerk gemeenschappelijk hebt, veronderstellen dat andere ook gelijkaardig zullen zijn
Halo-effect: op basis van één kenmerk veralgemenen naar andere kenmerken
Eerste indruk: al gevormd na 30 seconden en moeilijk te veranderen
Leren
Min of meer permanente verandering in gedrag door opgedane ervaring
Reinforcementtheorie: gedrag laten aanpassen door negatieve/positieve bekrachtiging, straf of extinctie
Imitatieleren en trial and error
Formele groepen
Opdracht en structuur
Taakgroepen: opdrachtgericht, korte duur
Werkgroepen of teams: onder leiding van een chef, lange duur
Informele groepen
Spontaan en geen structuur
Belangengroepen, vriendengroepen
Rol
Getolereerd of verwacht situatieafhankelijk gedrag
Rolconflict
Indien de situatie conflicterende rollen vereist
Negen rollen in effectieve teams (Belbin)
! Manier van samenwerken is belangrijker dan samenstelling van team
Plant: creatief, probleemoplossend
Resource investigator: extravert, contacten ontwikkelen
Coordinator: zelfzeker, delegerend, beslissingen nemen (de leider)
Shaper: dynamisch, energiek, gaat niets uit de weg
Monitor: strateeg, ziet opties, beoordelaar
Teamworker: samenwerkend, diplomaat, luistert
Implementer: gedisciplineerd, betrouwbaar, zet ideeën om
Specialist: zelfstarter, eigenwijs, bijzondere kennis en vaardigheden
Normen
Gedragsregels opgelegd vanuit een groep (eventueel met druk)
Bepalen wat aanvaardbaar gedrag is (al dan niet uitgesproken)
Aangeleerd en ondersteund door bekrachtigingen
Formeel of informeel, impliciet of expliciet, groep of organisatie, uniek of algemeen
Bank wiring experiment (Hawthorne)
Groepsnormen hebben veel invloed op de individuele output, kunnen meer invloed hebben dan financiële vergoedingen