H6: intelligentie Flashcards

1
Q

Binnen welk domein valt intelligentie?

A

Cognitieve/ervaringsdomein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het populaire uitgangspunt van intelligentie?

A

Het cognitief functioneren wordt samengevat als intelligentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 2 soorten intelligentietheorieën bestaan er?

A
  • impliciete
  • expliciete
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn impliciete intelligentietheorieën?

A

= beoordelingen gebaseerd op overtuigingen van leken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn expliciete intelligentietheorieën?

A

= meer formeel afgeleide overtuigingen van experts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de top 6 componenten van intelligentie?

A

1) abstract redeneren
2) probleem-oplossend vermogen
3) capaciteit tot verwerven van kennis
4) geheugen
5) aanpassing aan de omgeving
6) mentale snelheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waaraan wordt in Afrikaanse culturen intelligentie gelinkt?

A

Aan sociale vaardigheden en maturiteit van reflecteren wordt gezien als een onderdeel van intelligentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke benaderingen zijn er in de geschiedenis aan bod gekomen over intelligentie?

A
  • psychometrisch
  • cognitief-ervaringsgericht
  • biologisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de psychometrische benadering?

A

Focus ligt op meten of testen en niet op het uitleggen van oorzaken van individuele verschillen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Door wie is het concept intelligentie quotiënt geïntroduceerd?

A

Stern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wordt IQ berekend volgens Stern?

A

IQ = mentale leeftijd/chronologisch leeftijd x 100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Werkt de formule voor IQ van Stern op kinderen en volwassenen?

A

Het werkt heel goed op kinderen maar niet goed bij volwassenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke theorie stelt Spearman voor?

A

Algemene intelligentie G

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is intelligentie volgens Wechlser?

A

= de globale capaciteit van een persoon om doelgericht te handelen, rationeel te denken en effectief om te gaan met zijn omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de formule voor IQ volgens Wechlser?

A

Deviatie van IQ = actuele testscore/verwachtte testscore voor de leeftijd x 100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke 7 mentale vaardigheden stelt Thurnstone voor?

A

1) verbaal zicht
2) woordenrijkdom
3) rekenkundig inzicht
4) visueel-ruimtelijk inzicht
5) associatief geheugen
6) waarnemingssnelheid
7) logisch redeneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat voor intelligentietheorie is die van Thurnstone?

A

Multifactor intelligentietheorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wie splitst de g factor op in een 2-factoren theorie?

A

Cattell

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke opsplitsing maakt Cattell van de g-factor?

A
  • gekristalliseerde intelligentie (GC)
  • vloeiende intelligentie (GF)
20
Q

Wat is gekristalliseerde intelligentie?

A

= feitenkennis die men verwerft door scholing en doorheen het leven

21
Q

Wat is vloeiende intelligentie?

A

= het vermogen om inhoudt verbanden te zien tussen ideeën en objecten

22
Q

Onder welke 3 dimensies kunnen de 120 elementaire vaardigheden van Guilford gegroepeerd worden?

A

1) verrichtingen: operations
2) inhouden: contents
3) producten: products

23
Q

Welke 3 hiërarchische theorieën van intelligentie zijn er?

A
  • Vernon’s hiërarchische theorie
  • Carroll’s drie stratum model
  • Cattell -Horn-Carroll model
24
Q

Welke van de 3 hiërarchische theorieën is de grondslag van IQ testen?

A

Carroll’s 3 stratum model

25
Q

Welke 8 brede factoren vallen onder stratum II?

A

1) vloeibare intelligentie (Gf)
2) gekristalliseerde intelligentie (Gc)
3) algemeen geheugen en leren (Gy)
4) brede visuele perceptie (Gv)
5) brede auditieve perceptie (Gu)
6) brede ophaalvermogen (Gr)
7) brede cognitieve snelheid (Gs)
8) verwerkingssnelheid (Gt)

26
Q

Wie gaat er niet akkoord met de algemeen factor voor intelligentie?

A

Gardner

27
Q

Wat is emotionele intelligentie?

A

= de vaardigheid accuraat te redeneren over emoties en emoties te gebruiken om je denken te verbeteren

28
Q

Waaraan is emotioneel IQ gecorreleerd?

A
  • academisch succes
  • leiderschap
  • werkprestaties
  • carrièr succes
  • relatiekwaliteit
  • welzijn en gezondheid
29
Q

Welke 2 modellen zijn er om verschillende constructen van emotionele intelligentie te meten?

A

1) vaardigheidsmodel
2) mixed model

30
Q

Wat is de cognitieve-ervaringsgerichte benadering?

A

Onderzoekt intelligentie in termen van geassocieerde cognitieve processen.

31
Q

Wat is een minpunt en een pluspunt aan de cognitieve-ervaringsgerichte benadering?

A
  • : poging om intelligentie te verklaren door het te reduceren naar kleinere componenten
    + : 70% van de variatie in intelligentie kan uitgelegd worden door elementaire cognitieve processen
32
Q

Wat is de biologische benadering?

A

Focussen zich op een biologische verklaring voor verschillen in intelligentie.

33
Q

Welke 2 benaderingen vindt je binnen de biologische benadering die beiden empirische ondersteuning hebben?

A
  • P-FIT
  • Neurale efficiëntie
34
Q

Wat is P-FIT?

A

Er is een positieve correlatie tussen intelligentiescores en lokale hersen connectiviteit in frontale pariëtale en temporale kwabben.

35
Q

Wat is de neurale efficiëntie bij de biologische benadering?

A

Meer intelligente individuen verbruiken minder glucose en vertonen een sterkere gelokaliseerde hersen activatie tijdens taakprestaties, tijdens rust is er meer connectiviteit tussen regio’s.

36
Q

Met welk deel van de hersenen correleert hoge fluïde intelligentie?

A

Met dikkere cortex links frontaal en temporaal + dunnere cortex links pariëtaal

37
Q

Wat zijn de brede factoren binnen de Stanford-Binet test?

A
  • kennis
  • fluïde redeneren
  • kwantitatief redeneren
  • visum-spatiale verwerking
  • werkgeheugen
38
Q

Wat zijn de 4 schalen binnen de WAIS-IV?

A

1) verbaal begrip
2) werkgeheugen
3) perceptueel redeneren
4) verwerkingssnelheid

39
Q

Welke WAIS test wordt er gebruikt voor een kind van 5 jaar?

A

WPPSI-IV

40
Q

Hoe interpreteren we de WAIS-IV-NL?

A

Rechtertechniek met 3 niveaus van rapportage:
- TIQ
- indexniveau
- subtest niveau

41
Q

Waarvoor is de Progressieve matrices van Raven ontwikkeld?

A

Het is ontwikkeld om g te meten.

42
Q

Welke testen behoren tot de moderne intelligentietesten?

A
  • Sternberg’s triarchisch vaardigheden test
  • Naglieri-Das cognitive assessment system
43
Q

Welke test wordt beschouwd als een cultuur faire test?

A

Progressieve matrices van Raven.

44
Q

Naglieri-Das Cognitive Assessment is gebaseerd op het PASS-model. Waarvoor staat PASS?

A

Plannen
Aandacht-arousal
Simultaan verwerken
Successief verwerken

45
Q

Wat is het Flynn-effect?

A

IQ neemt toe bij elke volgende generatie.