H3: genen en persoonlijkheid Flashcards

1
Q

Wat is een genoom?

A

= hele verzameling van genen dat een organisme bezit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel procent van de genen is gelijk over alle mensen heen?

A

98%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat doet het Human Genome Project?

A

Opgezet om de sequentie van het menselijk genoom te identificeren, namelijk de specifieke DNA molecule sequenties in de mens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het genotype en fenotype van de mens?

A

genotype: genoom
fenotype: verschillen in hoe mensen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de doelen van de gedragsgenetica?

A

1) bepalen hoeveel van verschillen tussen mensen in een bepaalde trek kan toegeschreven worden aan genetische verschillen en hoeveel aan omgevingsverschillen
2) hoe gaan genen en omgeving interageren en correleren in het bepalen van individuele verschillen
3) precies bepalen waar in de omgeving bepaalde effecten bestaan die een invloed hebben op individuele verschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is erfelijkheid?

A

= proportie van geobserveerde verschillen in een groep individuen die verklaard of toegeschreven worden aan genetische verschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is fenotype?

A

= uiterlijk voorkomen, eigenschappen van een organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is genotype?

A

= genetische constellatie van het organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is omgevingsbepaaldheid?

A

= proportie geobserveerde variatie in een groep personen die toe te schrijven is aan omgevingsvariatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kan erfelijkheid toegepast worden op 1 individu?

A

NEE, enkel op een groep individuen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de 4 kwalitatieve methoden in de gedragsgenetica?

A

1) selectief kweken
2) familie studies
3) tweelingen studies
4) adoptie studies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de methode selectief kweken?

A
  • individuele verschillen in de persoonlijkheid van honden, binnen en tussen rassen
  • verschillen kunnen ontstaan door selectief paren
  • niet ethisch aanvaard bij mensen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat houden familie studies in?

A

Familie studies correleren met de mate van:
- genetische overlap tussen familieleden
- gelijkenis op vlak van bepaalde eigenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat behoort er tot tweelingen studies?

A
  • 2 soorten tweelingen: monozygoot en dizygoot
  • erfelijkheid schatten door te vergelijken in welke mate MZ tweelingen meer op elkaar lijken in vergelijking met DZ
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de formule voor erfelijkheid? (h2)

A

h^2= 2(Rmz - Rdz)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke 2 assumpties worden er gemaakt bij tweelingen studies?

A

1) MZ tweelingen ondergaan evenveel gelijke omgevingsinvloeden, evenveel als dit het geval is voor DZ tweelingen
2) representativiteit assumptie dat tweelingen representatief zijn voor de gehele bevolking ‘lijk’ te kloppen

17
Q

Wat hoort er bij de adoptie studies?

A
  • kind deelt omgeving met ouders zonder genetische overlap te hebben
  • genetische overlap met natuurlijke ouders en geen gedeelde omgeving
18
Q

Wat zijn voor- en nadelen van selectief kweken?

A

voordelen:
- erfelijkheid afleidbaar als succesvol
nadelen:
- onethisch bij mensen

19
Q

Wat zijn de voor- en nadelen van familie studies?

A

voordelen:
- erfelijkheid schattingen mogelijk
nadelen:
- schendt gelijke omgeving assumptie

20
Q

Wat zijn de voor- en nadelen van tweelingen studies?

A

voordelen:
- erfelijkheid en omgeving schattingen
nadelen:
- soms schending gelijke omgeving assumptie
- soms twijfel representativiteit

21
Q

Wat zijn de voor- en nadelen van van adolptiestudies?

A

voordelen:
- erfelijkheid en omgeving schatting
- geen probleem met omgeving assumptie
nadelen:
- twijfel representativiteit
- mogelijkheid selectieve plaatsing

22
Q

Wat is de sociaal-cognitieve benadering van persoonlijkheid? (Mishel)

A

Persoonlijkheid = systeem van stabiele als-dan verbanden.

23
Q

Wat is een attitude?

A

= persoonlijke evaluatie, mening over een bepaald levensaspect, domein, sociale wereld

24
Q

Wat zijn de 2 belangrijke types omgevingsinvloeden?

A

1) gedeelde omgeving
2) niet-gedeelde omgeving

25
Q

Welke 2 types interactie heb je bij gen en de omgeving?

A
  • genotype-omgevingsinteractie
  • genotype-omgevingscorrelatie
26
Q

Wat houdt het genotype-omgevingsinteractie in?

A

Individuen met verschillend genotype reageren anders op zelfde omgevingskenmerken.

27
Q

Welke 3 genotype-omgevingscorrelaties zijn er?

A

1) passief
2) reactief
3) actief

28
Q

Wat is de passieve genotype-omgevingscorrelatie?

A

Ouders geven zowel genen als omgeving door aan hun kinderen, zonder dat de kinderen hier zelf een actieve rol in spelen.

29
Q

Wat is de reactieve genotype-omgevingscorrelatie?

A

Ouders reageren anders op het kind, afhankelijk van het genotype van het kind.

30
Q

Wat is het actief genotype-omgevingscorrelatie?

A

Persoon met een bepaald genotype gaat zelf actief op zoek naar een bepaalde omgeving.

31
Q

Waarop is de moleculaire genetica gericht?

A

Het onderzoek is gericht op het identificeren van specifieke genen die geassocieerd zouden zijn met bepaalde PH trekken.

32
Q

Wat is het veel bestudeerde gen in de moleculaire gedragsgenetica?

A

DRD-4