h6 FA-NL Flashcards
1
Q
un être vivant
A
een levend wezen
2
Q
le dégàt
A
de schade
3
Q
mondial
A
wereld-, van de wereld
4
Q
le disparition
A
het uitsterven, verdwijning
5
Q
permettre
A
mogelijk maken
6
Q
opter (pour)
A
kiezen (voor)
7
Q
une espèce
A
een soort, een diersoort
8
Q
assumer
A
aanvaarden, op zich nemen
9
Q
éviter
A
vermijden, voorkomen
10
Q
inaccessible
A
ontoegankelijk
11
Q
s’étendre
A
zich uitstrekken
12
Q
un paysage
A
een landschap
13
Q
un tremblement de terre
A
een aardbeving
14
Q
une inondation
A
een overstroming
15
Q
la récolte
A
de oogst
16
Q
le citadin
A
de stedeling