h1 FA-NL Flashcards
1
Q
vraiment
A
echt
2
Q
appartenir à
A
behoren tot
3
Q
la ressemblance
A
de gelijkenis
4
Q
réciproque
A
wederzijds
5
Q
la naissance
A
de geboorte
6
Q
le conjoint
A
de echtgenoot
7
Q
avis
A
mening
8
Q
gâter
A
verwennen
9
Q
se disputer
A
ruzie maken
10
Q
mal élevé
A
slecht opgevoed
11
Q
détester
A
een hekel hebben aan
12
Q
confier
A
toevertrouwen
13
Q
plaire à
A
bevallen, in de smaak vallen
14
Q
enceinte
A
zwanger, in verwachting
15
Q
consacrer à
A
wijden aan, besteden aan
16
Q
fréquenter
A
omgaan met