h3 FA-NL Flashcards
1
Q
gourmand
A
dol op lekker (en veel) eten
2
Q
l’alimentation (v)
A
de voeding
3
Q
grossir
A
dikker worden
4
Q
un régime
A
een dieet
5
Q
autrefois
A
vroeger
6
Q
éger, légère
A
licht verteerbaar
7
Q
se nourrir
A
zich voeden
8
Q
contenir
A
bevatten
9
Q
un emballage
A
een verpakking
10
Q
la boîte
A
het blik, het blikje
11
Q
le goût
A
de smaak
12
Q
ajouter
A
toevoegen
13
Q
provenir de
A
afkomstig zijn van
14
Q
bouillir, faire bouillir
A
koken
15
Q
le fournisseur
A
de leverancier
16
Q
la pâtisserie
A
de banketbakkerij