h4 FA-NL Flashcards
1
Q
une habitude
A
een gewoonte
2
Q
le mépris
A
de minachting
3
Q
la haine
A
de haat
4
Q
une attitude
A
een houding
5
Q
avoir honte
A
zich schamen
6
Q
(s’)opposer (à)
A
(zich) verzetten (tegen)
7
Q
la pitié
A
het medelijden
8
Q
sensible
A
gevoelig
9
Q
approuver
A
goedkeuren
10
Q
outre
A
behalve
11
Q
exemplaire
A
voorbeeldig
12
Q
se moquer de
A
spotten met
13
Q
bouleversé
A
diep getroffen, geheel van streek
14
Q
la tendresse
A
de tederheid
15
Q
la déception
A
de teleurstelling
16
Q
méfiant
A
wantrouwend