H4/10: Cytoskelet & Extracellulaire Matrix Flashcards

1
Q

Door welke 6 processen worden weefsels en organen gevormd?

A
  1. Celdeling: aanmaak van nieuwe cellen om oude cellen te vervangen.
  2. Celgroei: proces waarbij de cellen groter worden in volume en structuur krijgen.
  3. Differentiatie: tijdens celdeling vindt er ontwikkeling van het celtype plaats.
  4. Migratie: de verhuizing van cellen.
  5. Apoptose: cellen kunnen doodgaan op een geprogrammeerde manier.
  6. Celverbindingen: ECM productie en verbinding aan cellen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vier hoofdtypen van weefsels in dieren

A
  • Epitheel: cellen vormen een afgesloten laag dat beschermt tegen de buitenwereld. Deze vindt je bij de huid, longen, en het spijsverteringskanaal.
  • Bindweefsel: verzamelterm voor ondersteunend weefsel, dat zorgt voor verbinding, transport, en opslag.
  • Zenuwweefsel: vormt het centraal zenuwstelsel en zorgt voor de overdracht en het ontvangen van signalen.
  • Spierweefsel: weefsels die nodig zijn voor kracht, beweging en steun.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Functies van het cytoskelet

A
  • Het bepaalt de vorm van een cel en de interne organisatie, en daarmee de positie van organellen.
  • Het faciliteert de beweging in en van een cel, en van onderdelen van een cel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Soorten eiwitvezels in het cytoskelet

A
  • Microfilamenten
  • Intermediaire filamenten
  • Microtubuli
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Beschrijf microfilamenten en hun rol(len)

A

Lange, dunne vezels opgebouwd uit gekoppelde monomeren van het eiwit actine.

Rollen:
- Ze spelen een rol bij de beweging van een motoreiwit (myosine).
- Ze zorgen voor het transport van ladingen.
- Ze spelen een belangrijke rol in celmotiliteit (celbeweging).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beschrijf intermediaire filamenten en hun rol(len)

A

Strengen vezelachtige eiwitten die in elkaar zijn gevlochten, en die worden gevormd door het eiwit keratine. Door de overlappende segmenten (staggered alignment) hebben de cellen een vaste vorm.

Ze zijn gespecialiseerd in het dragen van spanning, en hun taken omvatten het behouden van de vorm van de cel en het op hun plaats verankeren van de kern en andere organellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf microtubuli en hun rol(len)

A

Bestaan uit tubuline-eiwitten die zijn gerangschikt om een ​​holle, stroachtige buis te vormen. Het zijn dynamische structuren, doordat ze snel kunnen groeien en krimpen door toevoeging of verwijdering van tubuline-eiwitten.

Ze spelen een rol bij transport van ladingen door het binnenste van de cel, en hebben een rol in celdeling en chromosoomseggregatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn flagella?

A

Lange, haarachtige structuren die zich uitstrekken vanaf het celoppervlak en worden gebruikt om een ​​hele cel te verplaatsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn cilia?

A

Beweeglijke trilhaartjes die materialen over het oppervlak van een weefsel helpen te verplaatsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn pseudopodia?

A

Plasma-uitstulpingen die bestaan uit actinefilamenten. Ze duwen steeds een stukje van hun celmembraan voor op hun oppervlakte, en schuiven zichzelf daarmee een stukje naar voren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Beschrijf de opbouw van motoreiwitten

A
  • Head: bindt aan een buis/vezel van het cytoskelet filament, zorgt voor ATP binding en hydrolyse.
  • Hinge: geeft buigzaamheid aan het eiwit.
  • Tail: zorgt voor de binding aan andere componenten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Beschrijf de verschillende motoreiwitten

A

Dyneine & inesine hebben te maken met transport met behulp van microtubuli op de actinefilamenten.

Myosine vind je in spierweefsel met behulp van actinefilamenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Typen beweging met een motoreiwit

A
  • Transport van vesicles: motoreiwit beweegt mee.
  • Beweging van filamenten: motoreiwit wordt gefixeerd.
  • Activiteit van het motoreiwit dat het filament buigt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de extracellulaire matrix?

A

Product dat bestaat uit eiwitcomplexen waar polysachariden aan verbonden zitten. Het bevindt zich in een netwerk van vezels buiten de cel, en dat netwerk kan heel stevig zijn (botweefsel) of buigzaam (kraakbeen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de rol van suikers in de ECM?

A

Suikers geven een gelachtige structuur aan de ECM, waardoor het buigzaam wordt. Hierdoor krijgt het meer veerkracht en beschermt het de eiwitten tegen afbraak en samendrukking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de rol van collageen in de ECM?

A

Collageen speelt een sleutelrol bij het versterken van weefsels en structurele integriteit.

Collageenvezels zijn verweven met een klasse koolhydraatbevattende proteoglycanen, die kunnen worden vastgemaakt aan een lange polysacharide ruggengraat.

16
Q

Wat is de rol van elastine in de ECM?

A

Elastine zorgt voor veerkracht van de vezels. Het houdt vezels bij elkaar door cross-links, wat covalent gebonden is aan lysine aminozuren.

17
Q

Wat doen integrines?

A

Integrines ingebed in het plasmamembraan verankeren de cel aan de extracellulaire matrix en helpen het om zijn omgeving te voelen. Ze kunnen zowel chemische als mechanische signalen van de extracellulaire matrix detecteren en als reactie signaalroutes activeren.

18
Q

Drie typen cel-tot-cel verbindingen

A
  1. Tight junctions
  2. Gap junctions
  3. Anchoring junctions
19
Q

Beschrijf tight junctions en het doel ervan

A

Cellen worden stevig tegen elkaar gehouden door individuele groepen van tight junction-eiwitten (claudins), waardoor er een vertakkend netwerk wordt gevormd dat zorgt voor een afdichting van een cellaag.

Het doel van tight junctions is om te voorkomen dat vloeistof tussen cellen ontsnapt, waardoor een laag cellen als een ondoordringbare barrière kan fungeren.

20
Q

Beschrijf gap junctions en het doel ervan

A

In het celmembraan zijn er twee kanaaltjes (connexons) die tegenover elkaar liggen, en die worden gevormd door zes connexin eiwitten.

De kanalen tussen aangrenzende cellen maken het transport van ionen, water en andere stoffen mogelijk.

21
Q

Beschrijf twee soorten anchoring junctions

A

Desmosomen: cadherines, gespecialiseerde adhesie-eiwitten, worden aangetroffen op de membranen van beide cellen en interageren in de ruimte ertussen, waardoor de membranen bij elkaar worden gehouden.

Adherence junctions: cadherines die verbonden zijn met actinefilamenten in de cel.