H3 Parate kennisvragen Flashcards

1
Q

Van welke soort boodschappen maakt men bij informele communicatie vaak gebruik?

A

email, sms, tweet, korte brief, memo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat wordt verstaan onder formele communicatie-uitingen?

A

Uitingen waarvan voorwaarden zoals tijdstip, inhoud en vorm niet door een individuele zender vrij te bepalen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 2 redenen liggen meestal ten grondslag aan een keuze voor schriftelijke communicatie?

A

Als informatie moet worden gedocumenteerd, Als informatie gedeeld moet worden met verschillende mensen op verschillende locaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk nadeel heeft schriftelijke communicatie voor het expressieve aspect van een boodschap?

A

Als de boodschap niet moet worden beïnvloed door uitstraling van individuele personen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn schaduwlezers?

A

Personen die teksten lezen die niet voor hen bedoeld zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Aan welke 4 uitgangspunten moet worden voldaan bij de voorbereiding van het schrijven van een goede tekst?

A

Tijd en aandacht voor een goede algemene oriëntatie op de onderdelen, Er kan gestructureerd aan het schrijfproces worden gewerkt, Er is sprake van een objectieve kijk, Er zijn goede/optimale omstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke 3 onderdelen heeft een schrijfplan?

A

Voorbereiding, schrijven, evalueren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke instrument gebruikt u bij de planning van de specifieke werkzaamheden die onderdeel zijn van het schrijfproces?

A

Tijdtabel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de functies van de eindredacteur?

A

Tekst nakijken op schrijfstijl, spelfouten, grammaticagebruik opmaak en indelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Op welke 4 manieren kunt u informatie verzamelen over het thema en de antwoorden op de hoofd- en subvragen van uw bouwplan?

A

Eigen geheugen, praten met betrokkenen, schriftelijke bronnen & andere bronnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem minimaal 3 uitgangspunten of richtlijnen die een geschreven tekst begrijpelijk maken of aantrekkelijk om te lezen

A

Zinsbouw en woorden zijn afwisselend, titels en tussenkopjes wekken interesse, geschreven in passende persoonsvorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een tangconstructie?

A

De schrijver zet tussenzinnen en bijzinnen tussen woorden die bij elkaar horen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In welke tijdsvorm staat een werkwoord bij de actieve werkwoordsvorm?

A

Onvoltooid tegenwoordige tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke 2 vormen van hoofdstuk indeling kennen we?

A

Thematisch en Methodisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke stelregels gebruiken we bij de nummering van (sub) paragrafen?

A

Voor 1 subparagraaf vindt geen aparte nummering plaats. Niet verder nummeren dan 4 cijfers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een alinea?

A

Een stukje tekst (2-10) zinnen waarin informatie staat die inhoudelijk 1 onderwerp of 1 aspect van een onderwerp beschrijft

17
Q

Welke 2 soorten alinea’s onderscheiden we?

A

Opsommende & structuuraanduidende

18
Q

Waaraan voldoet een effectieve titel?

A

Niet meer dan 5 woorden en geeft het thema en de soort tekst aan

19
Q

Waarvan zijn de vooruit- en terugblik een voorbeeld?

A

Een structuuraanduidende passage

20
Q

Noem 4 functies van een samenvatting

A

Informatief, Indicatief, geheugen of toelichtend