H16 De crisis van de 3e eeuw en de late oudheid: Constantijn de Grote Flashcards

1
Q

Wat betreft ‘personeelsbeleid’ draaide Constantijn de Grote een maatregel van Diocletianus terug. Welke maatregel? En hoe? Waarom deed hij dat? En wat was het effect?

A

Constantijn introduceerde een nieuwe Senaat: De Senaat van Constantinopel. Dit stond naast de Romeinse Senaat. De Senaat van Constantinopel bestond uit Christelijke notabelen en functionarissen. Hij deed dit, omdat de Romeinse Senaat het bastion van de rijke conservatieve landeigenaren in het hele rijk werd en zich niet tot het christendom bekeerden. Rome bezorgde hen veel problemen; in de late oudheid was de stad een onrustige plek waar regelmatig rellen uitbraken. Constantijn zorgde ervoor dat de senatoren hun invloed in het centrale bestuur herwonnen. Hij wilde gebruik maken van hun capaciteiten en hoopte dat zij hun rijkdom volledig ter beschikking zouden stellen van de staat en de gemeenschap. Maar hij was teleurgesteld. Zoals veel hoge officieren en ambtenaren begonnen de senatoren hun kantoren te beschouwen als privé-voertuigen waarmee ze zichzelf verder konden verrijken en netwerken van klanten binnen de bureaucratie konden creëren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Dus wat waren Constantijns hervormingen?

A
  1. Tweede hoofdstad: Constantinopel
  2. Acceptatie van het Christendom
  3. Senaat kreeg weer macht als leidende positie in de provinciale administratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly