Government Flashcards
1
Q
de regering
A
government
2
Q
de veiligheid
A
security, safety
3
Q
regeren
A
to govern
4
Q
het leger
A
the army
5
Q
de belasting
A
tax
6
Q
de oorlog
A
war
7
Q
de samenleving
A
society
8
Q
de verkiezing
A
election
9
Q
stemmen
A
to vote
10
Q
vechten
A
to fight
11
Q
geven de schuld
A
to blame
12
Q
eisen
A
to demand
13
Q
overtuigd
A
convinced
14
Q
van uw gelijk
A
that you are right
15
Q
onredelijk
A
unreasonable/y
16
Q
de voorzitter
A
chaiman
17
Q
Ik ben lid
A
I am a member
18
Q
de kroon
A
crown
19
Q
de taak
A
task
20
Q
de kiezer
A
voter
21
Q
de staking
A
strike
22
Q
de spanning
A
tension
23
Q
het geweld
A
violence
24
Q
de oorzaak
A
cause
25
de betrekking
relation
26
de bedreiging
threat
27
veroorzaken
to cause
28
de rechtbank
court
29
de handtekening
signature
30
tekenen
to sign
31
het besluit
decision
32
houden iets
to hold something (demonstration)
