Glycogeen metabolisme Flashcards

1
Q

algmeen glycogeen

A
  1. alfa-D-glycose polymeer
    - alfa-1,4-glycoside binding in keten
    - alfa-1-6-glycoside binding bij begin vertakking
  2. opslag
    - 250-350g
    - 2/3 in dwarsgestreept spierweefsel
    - 1/3 in lever
    - gevaste lever = 90% grote moleculen (aantal = cte ≈ vetcellen)
  3. lever
    - 50 moleculen = alfa-particulair antigen
    - regulerende eiwitkinasen & fosfatasen
    - glycogenine = priming synthese aan reducerend uiteinde
    - bolvorm = meerdere plaatsen voor bewerkingen = snelle respons
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

processen ivm glycogeen

A

1) glycogenolyse = glycogeen afbraak
1) in lever
- bij hypoglycemie = laag suiker niveau in bloed
- glycogeen omzetten in glucose
- enkele minuten hypoglycemie = irriversibele hersenschade
2) in hart- & skeletspierweefsel compensatie mechanisme
- op peil houden van glucose tijdens arbeid
- eerst door lever daarna door spiervoorraad

2) glyconeogenese = synthese van suikers
- in lever
- lactaat omzetten in glucose = recyclage = cori-cyclus

3) pentosefosfaatweg
- alternatieve weg van glucose-6-fosfaat
- naar glucose, niet glycogeen
1) herschikking van koolstofskelet tot ribose & deoxyribose
2) oxidatie voor NADPH productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

suikerziekte

A

= diabetes
= het lichaam kan bloedsuikergehaltes niet meer regelen
= insuline resistentie

symtomen = veel drinken & veel naar toilet

1) diabetes type 1
- geen aanmaak van insuline door lichaam
- autoimmuunziekte = eigen afweer systeem maakt cellen kapot
- therapie = injecties, insuline-pomp

2) diabetes type 2 = 90%
- te weinig insuline van lichaam en/of slechte gevoeligheid op insuline
- door overgewicht, weinig beweging, oudere leeftijd
- therapie: injecties, medicijnen, voedings- & bewegingsadviezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

glycogeen > vetten

A

lichaam gebruikt glycogeen metabolisme boven vetmetabolisme terwijl vetten in kg voorkomt & glycogeen in g

1) spieren kunnen vet niet zo snel verbranden als glycogeen
2) vetzuurketens kunnen niet anaëroob verbrand worden
3) vet kan niet omgezet worden in glucose = geen regeling van bloedsuikergehalte door vet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

glycogenolyse

A

= afbraak van glycogeen

1) alfa-1,4-glycosidebinding
2) herkenning van glycogeenfosforylase-enzym met het niet-reducerende uiteinde
3) fosforolyse van glycoside binding = splitsing
–> tussenkomst cofactor = pyridoxaalfosfaat = afgeleide pyridoxine = vitamine B6
4) glycogeen tak -1 + glucose-1-fosfaat
5) verder werken tot 3 glucose moleculen op tak blijven
6) debranching enzyme
- alfa-1,6-glucosidase activiteit = vertakkend molecule losmaken van moedertak
- transferase-activiteit = laatste 3 moleculen losmaken van de moedertak & achter een andere vertakking handen
7) verder werking van fosforylase-enzym

90% = fosforylase enzym
10% = debranching enzym

–> enkele seconden maximale spierkracht nadat debranching begint te werken = trager

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

glucose-1-fosfaat

A

= G1P

  1. compartimentalisatie
    - G1P kan niet zomaar uit cel
    - omzetten naar G6P door G6Patase
    - G6P kan deelnemen aan transportsysteem, glycolyse of naar glucose in lever
    - in spier = geen omzetting: enkel gebruik voor energie
  2. energiewinst
    - G6P = tussenproduct van glycolyse = 3ATP winst
    - glycolyse in lever kan stilgelegd worden om glyconeogenese & glycogenolyse te bevorderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

glycogeen synthese

A
  1. G6P
  2. fosfoglucomutase
  3. G1P
  4. G1P-uridyltransferase = UDP-glucose pyrofosfatase
    - UTP uridinetrifosfaat + G1P
    - PPi afsplitsen van UTP & hydrolyseren = vorming UMP = irriversibel
    - UMP + G1P
    - UDP-glycose
  5. glycogeensynthase
    - glycogenenine = tyrosine-residu met 4-8 eerste glycoses door O-binding = zelf bij vasten blijven
    - UDP-glucose + glycogeen -> glucogeen+1 + UDP
  6. BE branching enzym
    - laatste 7moleculen afhaken & binden om moedertak = transferase-activiteit
    - eerste wordt gebonden met alfa-1,6-glycoside binding = glucosidase-activieit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

regulatie van glycogeen metabolisme in lever

A

= reciprook
= stricte vermijding van gelijktijdige synthese & afbraak

afbraak
1. tussen maaltijden = glucagon peptide hormoon in bloedbaan
2. binding op glucagonreceptoren op celmembraan van levercellen
3. hogere activiteit van adenylaatcyclase-enzym: ATP -> cAMP
4. binding van cAMP op inhiberende regulatorsubeenheeden van c-AMP-afhankelijke proteïne kinase (PKA)
5. loskomen van inhiberende subeenheden = activatie van PKA
6. fosforylatie van glycogeensynthase & fosforylase kinase (op bepaalde serine residuën)
- glycogeensynthase = inactiverend = stillegging synthese van glycogeen
- fosforylasekinase = activeren = verhogen van glycogeen afbraak
+ extra stimulatie door adrnaline

synthese
1. tijdens maaltijden = insulinehormoon in bloedbaan
2. binding op insulinereceptoren op celmembraan van levercellen
3. cascade van proteïne-fosfatase 1 PP1 & fosfodiësterase enzymen
4. defosforylering van glycogeensynthase & fosforylase kinase
- glycogeensynthase = activeren
- fosforylasekinase = inactiverend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

regulatie van glycogeen metabolisme in spieren

A

= enkel verbranding

1) binding van acetylcholine
2) vrijgave van sacroplasmatisch Ca2+
3) binding op calmoduline in spiervezels & spier-fosforylase kinase
- spiervezels = samentrekking
- spier-fosforylatiekinase = activeren = hogere glycogeen afbraak

exposieve activieiten leiden tot ultrasnelle glycolyse in witte spiervezels

+ extra stimulatie door adrnaline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vormen fosforylase

A
  1. fosforylase a
    - actief = gefosforyleerd
    - meest voorkomend
  2. fosforylase b
    - R-vorm = actief
    - T-vorm = inactief
    - omzetting door fosforylasekinase/fosfoproteïnefosfatase
    - inactieveren door atp & glucose
    - activeren door amp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

glycogenosen 1&2

A

GDS = glycogen storage disease
–> glycogeenstapelingsziekten
15
- alle autosomaal recessief

  1. GSD I = Von Gierke’s ziekte
    - deficiëntie van glucose-6-fosfatase in lever
    - hypoglycemie kan niet opgelose worden
    gevolgen
    - heptomegalie = vergroting van lever
    - hyperlactatemie = verhoogde lactaatgehaltes in bloed
    - hyperlipidemie = verhoogde vetgehaltes in bloed
    - hyperuricemie = verhoogde urinezuurgehalts door purine metabolisme
    - jicht = onsteking door gekristaliseerd urinezuur in gewrichten
    - therapie = frequent zetmeelrijk voedsel vermijden
  2. GSD II = Pompe’s ziekte
    - deficiëntie van alfa-1,4-glcosidase = enzym in lysosomen
    - accumulatie van glycogeen
    gevolgen
    - vergroot hart eerste 2-3 maanden
    - aantasting van lever & skeletspieren = spierverzwakking
    therapie = enzymvervaningstherapie (vooral voor hart)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

glycogenosen 3&5

A

GSD III = Cori’s ziekte
- deficiëntie van debranching enzyme
- accumulatie van glycogeen met uiteindes van 1,6-stompjes
gevolgen
- hypoglycemie
- hepatomegalie
therapie = eiwitrijkdieet voor gluconeogenese vanuit AZ

GSD V = McArdle’s ziekte
- deficiëntie van glycogeenfosforylase in spieren = myofosforylase
- niet in staat om glycogeen te mobiliseren
therapie
- vermoeidheid
- spierpijnen
- myopglobinuria = myoglobine eiwitten in urine
–> spierkrampen verdwijnen na lange activiteiten door vetverbranding
therapie = eiwitrijk dieet & vitmine B6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly