GGZ david Flashcards

1
Q

welke twee vormen van interventies mogelijk bij OZVG?

A

repressieve interventies en niet-interveniëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom wordt er gekozen voor niet interveniëren?

A

beschouwd als aandachttrekkijkerij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de indicatie voor een opname in België?

A

als de onderliggende psychische stoornis daar aanleiding toe geeft of AM (zelfverminking)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn de nadelen van intramurale psychiatrie?

A
  • een terugval in de afhankelijke hulpeloze situatie wat associaties kan oproepen (trauma’s)
  • ergere zelfverwoning
    -beginnen aan zelfverwonding om zelfcontrole te herwinnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Nadelen van Antizelfverwondingscontract

A

-hier wordt gestreefd naar volledige verdwijning van ZVG -> gevoel van falen en spanning -> drang wordt hoog om weer ZVG te doen

  • trachten ZVG uit te doven vooraleer onderliggende oorzaak wordt aangepakt = uiting in andere vormen zoals agressie, dissociatie,…(minder zichtbare vormen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom AZVC niet gebruiken als pressiemiddel?

A

zonder medewerking van pt kan het gedrag sws niet veranderen -> suïciderisico neemt toe!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

voordeel van AZVC?

A

grenzen te stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

probleem met niet interveniëren?

A

-therapeutisch niet verantwoord
- studies tonen aan dat dit affect regulatie is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom mag bij BPS ZVG niet genegeerd worden?

A

het is een fenomeen van deze psychische stoornis. PROBLEMEN AFFECTREGULATIE. Het kan een oefening zijn voor de uiteindelijke zelfdoding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is opzettelijke zelfverwondend gedrag?

A

zoals krassen, branden, snijden sociaal onaanvaardbaar gedrag waabij persoon bij zichzelf opzettelijk fysiek letsel toebrengt. Intentie om zichzelf van het leven te benemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verband tussen zelfdoding en zefverwonding?

A

op lange termijn zelfdoding wel mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ZVG vs indirect zelfbeschadigend gedrag

A

bv. anorexia, middelenmisbruik de schade kan niet onmiddelijk vastgesteld worden. ZVG getypeerd door directheid en onmiddelijkheid tussen gedrag en fysieke gevolg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is het verband tussen ZVG en nagebootste stoornis?

A

NS: schade aanbrengen voor medische aadacht. Dit ontkent die ook.
ZVG: is privaat en ze zijn daar bewust van van de onderliggende psychische stoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ZVG vs automutilatie

A

ZVG is voor middelmatige verwondingen van de huid. Terwijl AM amputatie, castratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

oorzaken van ZVG

A

trauma’s (pesten, misbruik)
impulsief karakter
psychiatrische oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wanneer kan je spreken van NSSI

A
  1. Meerdere keren min 5 dagen in het jaar letsel toegebracht aan het eigen lichaam zonder suïcidale intentie
    1. Min. 1 van de volgende effecten: afnemen van negatieve gedachten/gevoelens; oplossen van interpersoonlijk conflict; opwekken van positieve emoties
    2. Min 1 van de volgende: interpersoonlijke conflicten/negatieve gevoelens; periode preoccupatie met beoogde gedrag; denkt vaak aan zelfbeschading
    3. Gedrag is niet sociaal aanvaardbaar (niet zomaar nagelbijten of krabben korstje)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Verklaar vanuit een psychosociaal standpunt twee functies ZVG

A

uiting van psychisch lijden (comm.functie) OF probleemoplossend = copingsmechanisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

verklaar fysieke stimulatie dissociatie

A
  • Niet in contact met hun emotionele en lichamelijke behoeftes
    • ZVG is dan een manier om hier mee om te gaan door de leegheid en gevoelloosheid te doorbreken. Zo ziet men dat die leeft.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

krijgen van aandacht?

A

Krijgen van aandacht/zelfbevestiging
- Men toont de behoefte om onbespreekbare en bedreigende conflicten uit te drukken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

straf?

A

bij seksueel misbruik bv. zichzelf schuld geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

vernietiging/zelfdestructie?

A
  • Men wil er ontaantrekkelijk uitzien
    • Soms moeilijk uit te gaan of ZVG als suïcidepoging of om zelfdoding juist tegen te gaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

behandeling van ZVG?

A

*Belang van communicatie
- Opbouwen van vetrouwensrelatie
- Uiten van bezorgdheid
- Geen beschuldigingen en minimaliseer niet

Belang wijzen op verantwoordelijk ten tov het zelfverwondend gedrag.

*Motivationeel werken
- Kosten-baten analyse laten maken ( belangrijk niet zelf maar de pt te laten argumenteren wat de voor- en nadelen zijn van het ZVG. Zo vergroten van de intrinsieke motivatie. NOG GEEN GEDRAGSVERANDERING

*Functieanalyse maken wanneer pt bereid is om te veranderen
- Wat lokt het ZVG?

*Adaptieve coping strategie

- Proberen de situaties te vermijden die negatieve affect veroorzaken
- Andere alternatieven vinden (voorgesteld door de pt)Bi
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is het doel van mindfullness oefeningen?

A

om de geest terug te brengen naar het bewustzijn in het hier en nu. Niet oordelen er niet aan vasthouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

zijn- en doe modus?

A

Mindfullness med.
doe-modus: analyse van de omgeving en zo dicht mogelijk bij de ideale toestand komen rekening houdend met de realiteit
Zijn-modus: richt zich op de directe ervaring, het zien en accepteren van dingen zoals ze zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waarop wordt er gefocust bij derde generatie gedragstherapieën?

A

MBCT, DGT, ACT:
focus op hier en nu
stoppen met probleemoplossend na te denken of te handelen
van op afstand kijken en het effect zien van niet reageren en oordeelvrij bewust zijn van de moeilijkheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

KOV

A

DGT: wat en hoe vaardigheden
wat: observeren, beschrijven en participeren
hoe: niet-oordelen, een ding tegelijk, effectief handelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Mindfulness in MBCT

A

aandachtgerichte cognitieve therapie
bij terugval recidiverende depressie
aandachtsoefeningen
ankerpunt: bv AH -oefeningen

28
Q

Wat zijn de morele/ethische overwegingen van HV’S?

A

onderliggende psychopathologie
- ziekte of echte overweging?
persoonlijke overtuiging
- de persoonlijke overtuiging van iemand kan de professionele besluitvorming beïnvloeden
ethische dilemma
- sommige zv’s geloven in het recht van zelfbeschikking en autonomie maar andere maken zich zorgen over de bescherming van kwetsbare groepen en de mogelijkheid tot misbruik.
- beoordeling van de ondraaglijke pijn
dit is een subjectief gegeven dus dit kan leiden tot intepretatieverschillen
- professionele verantwoordelijkheid
levensbeëndiging ipv behandeling…

29
Q

tweesporenbeleid

A

1: verkenning van de doodswens (euthanasiespoor) nagaan wat de redenen zijn voor doodswens
2: gerichtheid op leven en hersel
(zoeken naar nieuwe levensperspectieven)
ook 2 scenario’s mogelijk

30
Q

geef de criteria van de Belgische euthanasiewet

A
  • meerderjarig en handelingsbekwaam
  • medisch uitzichtloze toestand
  • HA raadpleegt tweede of derde arts.
  • vrijwillig, overwegen en herhaald
  • verpleegteam betrekken
  • naasten betrekken
  • 1 maand overweging
  • arts meldingsplicht
  • advies bijkomende artsen is niet bindend
31
Q

wat is de noodzaak van het betrekken van familie in de zorg?

A
  • makkelijke herintegratie in de samenleving
  • familie als bondgenoten: hebben info over pt, kunnen ervaringen delen
  • hebben zelf hulp nodig (bewaken grenzen, aanvaarding diagnose)
32
Q

waar botst de omgeving op?

A

gebrek aan info,
betrokkenheid,
niet gecontacteerd worden bij nemen van beslissingen,
als schuldige gezien van de problematiek bij de pt

33
Q

waar botst de vpk op?

A

afkerig van hulpverlening
weinig ervaring met familie
als pt niet wilt de fam te betrekken
fam zelf geen gezonde relatie aangaan
vetrouwelijke relatie (moet rekening houden met beroepsgeheim)

34
Q

Hoe kan bondgenootschap bereikt worden?

A

aandacht voor autonomie van de pt en rekening houdend met de behoeftes en wensen van de familie is zoeken naar een compromis

35
Q

welke 3 zaken verwacht een familie van de HV?

A
  • samenwerking: waarderen meningen
  • openheid: info over behandeling, diagnose
  • bevestiging: empathie en weten wie ze zijn
36
Q

welke gesprekvoering gebruiken bij pt die niet wilt fam te betrekken?

A

motiv gespreksvoering

37
Q

2 types wanneer je over suïcide praat?

A

-dreigingen: onmiddelijke aandacht
-waarschuwingssignalen (verder onderzoeken)

38
Q

wat doe je bij zichtbare signalen van suïcidaliteit?

A

je vetrekt vanuit een concreet voorbeeld (bedoel je dat je liever dood zou zijn) -> directheid!

39
Q

wat doe je bij onzichtbare signalen?

A

hoe zie je het verder? denk je weleens aan de dood?

40
Q

welke gespreksvoering zou je kunnen voeren?

A

motiverende gespreksvoering bij weerstand
- reflectieve vragen
- ambivalentie
- reden weerstand
- stap voor stap

41
Q

Wat is een ervaringsdeskundige?

A

kunnen reflecteren over eigen ervaringen van psychisch lijden, het doorlopen hebben van herstelproces. Belevingen gehad van een pt rol waarbij de kennis en vaardigheden zodanig kan inzetten dat dit ondersteunend is voor anderen met een soortgelijke berperking.

42
Q

wat zijn de nadelen van de opleiding van ED verplicht te maken?

A
  • extra drempel (langdurige opleiding in de GGZ kan afschrikken)
  • het gevaar is enkel sterke verbale mensen aan te trekken terwijl er ook op andere manier goed gewerkt kan worden
43
Q

Wat is een begeleider in de GGZ met ervaringsdeskundigheid?

A

Professionelisering van pt door jarenlange ervaringen door allerlei bijscholingen gevolgd te hebben en een hoge kwalificatie hebben dat ze betaald krijgen?

44
Q

Wat zijn de taken van zo’n begeleider ED in de ggz?

A
  • vormingen geven aan HV’s
  • vormingen lotgenoten
  • advisering bij programma’s
45
Q

Wat zijn de voordelen en nadelen van het inzetten van een ED?

A

V: motiverend, hoopgevend, empowerment pt, brugfunctie tss HV en pt, vetrouwensspersoon pt, schaampte diagnose helpen overwinnen
N: weinig ondersteuning, omkering rol, niet-verwerkte ervaringen, onduidelijke taken, kwetsbaar.

46
Q

Wat is KOPP

A

kinderen van ouders met psychisch problemen

47
Q

wat zijn risicofactoren bij ouders?

A

-beide ouders psych belast
- schizofrenie
- eenoudergezin (verslaving)
- relatieproblemen
- ernstig chronische ziekteverloop

48
Q

risicofactoren bij kind?

A
  • moeilijk temperament
  • enig kind
  • zorgbehoevend
  • geen vriendjes
  • jong
49
Q

risicofactoren ovv externe stress?

A

dreiging ZM
geheimhouding
ziekenhuisbezoek
masker

50
Q

beschermende factoren?

A

goede ouder kind relatie, kind heeft goed inzicht in de problematiek van de oudere, hogere intelligentie, vriendjes hebben,..

51
Q

Rollen van KOPP kinderen?

A

parentificatie
clown
zondebok
de aanpasser

52
Q

4 basisprincipes beschermende factoren bij gesprek oudere?

A
  • kind krijgt info
  • kind krijgt ruimte om eigen gevoelens te uiten
  • kind heeft voldoende ontspanning
  • steun van volwassenvetrouwenspersoon
53
Q

Waarop getest bij drugs in de urine?

A

afbraakstoffen van de drugs

54
Q

Waar is de aantoonbaarheid van drugs afhankelijk?

A

welke drugs?
hoeveelheid?
fysieke gesteldheid pers?
welke test gebruikt?

55
Q

wat kunnen vpk’s doen om vervalsing urine tegen te gaan?

A

kijken waardes urine normaal?
hoe verdund is de urine?

56
Q

wat is tolerantie?

A

als een stof een lange tijd gebruikt wordt, past het lichaam zich aan. Op een gegeven moment worden de effecten niet meer gevoeld. Tolerantie is ervaren van een kleinere effect bij dezelfde dosis of het moeten verhogen van de dosis omwille van geen effecten.

57
Q

welke toleranties bestaan er?

A

omgekeerde tolerantie
cyclische tolerantie
kruistolerantie
weefseltolerantie
metabolische tolerantie

58
Q

onthoudingsverschijnselen?

A

de lichamelijke reacties op het minderen of stoppen van de stof. Het lichaam dient zich opnieuw aan te passen

59
Q

craving (begeerte, hunkering)

A

het gebruik en ervaren roes vormen zeer krachtige herinneringen. Als een gebruiker in een omgeving komt waar hij het middel eerder gebruikt heeft kan een sterk verlangen ontstaan. Dit kan een reden zijn voor terugval.

60
Q

handvaten craving?

A

zo snel mogelijk herkennen van signalen

het gewoonweg ondergaan. Meestal verdwijnt de craving na een poosje.

61
Q

fysiologische vs psychische afhankelijkheid

A

lichamelijke afhankelijkheid: het lichaam is gewend geraakt voor het continue toevoer van de stof waardoor de persoon ook lichamelijke verschijnselen ervaart.

psychische afhankelijkheid. Er is een mentale verlangen naar de stof. De stof is heel lekker voor die persoon. Alle gedachten draaien rond het gebruik ervan. Lichamelijke invloed kan zijn door dwangmatig te gebruiken om die mentale behoefte te voorzien.

62
Q

junkiesyndroom

A

manipuleren, liegen, vluchten van verantwoordelijkheden bij de gebruiker.

63
Q

wat is belangrijk bij de motivationele gespreksvoering

A

open praten over het gebruik van de gebruik en niet echt over het afkicken. Anders is het ja-maar

64
Q

geef de psychische effecten van heroïne en morfine?

A

euforie
verdwijnen van onaangename gevoelens zoals pijn, koude, honger
slaperig, suf
remming van de seksuele intenties,..

65
Q

geef de lichamelijke effecten van heroïne/morfine?

A

verlaagde ademhaling
obstipatie
pols en bloeddruk daling
temperatuur daling

66
Q
A