1-3 Flashcards

1
Q

VUCA

A

volatile, uncertain, complex, ambigiuous

alles verandert snel en continue, steeds complex en onzeker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kwaliteit

A

1) proces en het resultaat van een geleverde dienst
2) voldoen aan de verwachtingen en behoeften van de belanghebbenden
3) visie van de organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

statische vs dynamische kwaliteit

A

statische kwaliteit: intern controle en regelsysteem dat afspraken en procedures omvat waarover een organisatie beschikt om zo inzichtelijk te communiceren
dynamische kwaliteit: moeilijk in standaarden te vatten, gaat uit van het lerend vermogen van de organisatie met verbeteren en ontwikkelen (reflectie, elkaar inspireren,..)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Definitie kwaliteit volgens de Vlaamse overheid?

A

de mate waarin gezondheidszorg voor individuen en voor de bevolking de kansen verhoogt om de gewenste gezonheidsresultaten te vekrijgen en de mate dat die consistent is met de huidige professionele kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is het patiënten-perspectief?

A

Niet altijd worden dezelfde criteria gehanteerd bij het beoordelen van de kwalitiet van de zorg. Het vlaams pt platform pleit voor transparantie. Dit verloopt via een keuzewebsite. Waarbij deze thematische kwaliteitsmetingen biedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

leg uit VIP2

A

meet de kwaliteit van de zorg in algemene ziekenhuizen. De zh kiezen zelf welke indicatoren ze meten. Dit kunnen ze gebruiken voor verbeteracties. Pt kunnen deze info raadplegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ziekenhuisaccreditatie

A

externe organisaties
nagaan of ZH kwaliteitsvolle zorg bieden. ZH kiezen zelf of ze voor accreditatie gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

nalevingstoezicht

A

richt zich op zorgtrajecten.
onaangekondigde inspectie.
altijd dezelfde onderwerpen geïnspecteerd.
toetsen op concreet geleverde zorg( momentopname)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

systeemtoezicht

A

kwaliteitssysteem achter de geleverde zorg
steeds aangekondigd
intensieve zelfevaluaties
op sommige onderwerpen meer/minder focus. Zoekt naar kwaliteitsgaranties op lange termijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

pay for quality of pay for performance

A

financering van de zorg niet gekoppeld aan hoeveelheid geleverde zorg maar aan de uitkomsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

subdimensie 1

A

doeltreffendheid van de zorg: de mate waarin gewenste resultaten bereikt worden door gebruik van wetenschappelijke kennis. DOELTREFFENDHEID WORDT GEMETEN DOOR: 2 globale indicatoren -> door de gezonheidssysteem vermijdbare sterfte + door het gezonheidszorgbeleid vermijdbare sterfte

op vlak van eertselijnszorg wordt gekeken naar de vermijdbare zieenhuisopnames bv bij astma of diabetes.
ziekenhuiszorg: gekeken naar de het overlevingspercentage en sterftecijfer na cva, darmoperatie ofz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

subdimensie 2

A

de gepastheid van de zorg: mogelijkheid om zorg te verlenen aangepast aan de klinische behoeftes int licht van bestaande wet kennis

2 betrouwbare manieren: hoeverre medische praktijk voldoet aan de klinische aanbevelingen; geografische variabiliteit van zorgpraktijken

6 indicatoren: klinische aanbevelingen voor diabetes pt, AB, AD, ongepaste beeldvorming, ongepaste screening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

subdimensie 3

A

continuïteit van zorg
de mogelijkheid om zorg te organiseren voor een specifiek pt zonder onderbreking van tijd, tussen zv’s en het verloop van de ziekte in zijn geheel omvatten.

4 facetten ->
continuïteit info
relationele continuïteit
continuïteit tussen EZ en ZH
coördinatie van de zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

subdimensie 4

A

veiligheid van de zorg
mogelijkheid zorg te verlenen zonder de pt te schaden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

subdimensie 5

A

patiëntgerichtheid: mogelijkheid om rekening te houden met voorkeuren, behoeftes van pt. Meer een partnerrelatie. Pt betrekken tot de klinische besluitsvorming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Begrippenkader
patiëntveiligheid

A

het ontbreken van schade aan de patiënt door het niet volgen van de professionele standaarden door hulpverleners of tekortkomingen van het zorgsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

begrippenkader
professionele standaard

A

richtlijnen voor decubitus preventie, plaatsen CVK,..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

onbedoelde gebeurtenis
adverse advent

A

onbedoelde toekomst ontstaan door het handelen van een zorgverlener/zorgsysteem met tijdelijke/permanente beperking dan wel overlijden van pt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Begrippenkader
complicatie

A

onbedoelde ongewenste toekomst maar van tevoren bekende mogelijke uitkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

fout

A

verkeerde bloetstalen afgenomen omdat er geen identiteit check gebeurd is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

incident

A

pt allergisch voor peniciline maar toch voorgeschreven door de arts , vpk dient het toe

22
Q

schade

A

instrument is achtergelaten in het lichaam van de pt -> infectie

23
Q

een….. door het …. handelen van zorgverleners en of gebreken van zorgsystemen en kunnen leiden tot….waarvan …..mogelijks …. of …. aan de pt omvat.

A

onbedoelde gebeurtenis
fout
incidenten
(onbedoelde uitkomsten) mogelijks vermijdbare of niet vermijdbare schade aan de pt omvat

24
Q

missed nursing care

A

essentiële vpk zorg vergeten of niet uitgevoerd omwille van werkdruk wat invloed heeft op de patiëntveiligheid

25
Q

swiss cheese model (system theory)

A

binnen het zorgsysteem bestaan er verschillende barrières

elk barrière is een afweermechanisme tegen fouten

elke barrière biedt nooit 100% bescherming omwille van tekortkomingen in die barrière. Er kan altijd iets mislopen

Wanneer er bij opeenvolgende barrières fouten gemaakt worden en alle afweermechanismen falen kan er uiteindelijk een incident plaatsvinden.

26
Q

de systeemtheorie bestaat uit 2 soorten fouten?

A

actieve en latente fouten
- actieve: vergissingen, kennis, bewuste afwijken van protocol
-latente: zorgsysteem
onvoldoende opleidingsmogelijkheden, gebrekkige infrastructuur

27
Q

2 oorzaken van onbedoelde gebeurtenis, schade, incidenten

A

menselijke factoren: niet volgen van professionele standaarden

omgevingsfactoren: afwezige richtlijnen, weinig opleidingsmogelijkheden, personeelsgebrek.

28
Q

human factory theory

A

neemt het individu als vetrekpunt door zich te richten op menselijke mogelijkheden, beperkingen en kenmerken die relevant zijn in relatie tot ontwerp van machinies, systemen, taken,..

29
Q

verschil PRISMA en HFMEA

A

PRISMA= oorzakenanalyse van een bepaalde onbedoelde gebeurtenis
HFMEA= op voorhand nagegaan hoe bepaalde risico’s gereduceerd kunnen worden.

30
Q

7 verspillingen

A

Muda
- transport en bewegen
- overproductie
- wachten
- overtollige voorraad
- defecten en extra verwerking
-de nieuwe verspillingen
- de blinde vlekken

31
Q

accreditatie

A

een proces waarbij een zorginstelling wordt beoordeeld door een externe organisatie om te bepalen of deze voldoet aan een aantal eisen die gericht zijn op het verbeteren van de veiligheid en zorgkwaliteit

32
Q

accreditatie volgens JCI

A

een vrijwillig proces waarbij een agentschap erkenning verleent aan een gezondheidsvoorziening die voldoet aan bepaalde standaarden die vereisen dat er continue verbetering van structuren, processen en outcome gerealiseerd wordt

33
Q

Het JCI AP

A

JCI denkt vanuit het belang van de patiënt en toetst de feitelijke praktijk aan de beleidsafspraken die door de organisatie zelf zijn vastgesteld

34
Q

6 IPSG’s

A

correcte identificatie
valpreventie
verbeteren van communicatie
risicomedicatie
beperken van ziekenhuisinfecties
waarborgen van de uitvoering van de juiste ingreep bij de juiste pt

35
Q

lean

A

met zo weinig mogelijk verspilling zoveel mogelijk waarde voor de klant realiseren

  • meer doen wat er doe doet, door te stoppen met dingen die er niet toe doen
  • het weglaten van zaken die geen toegevoegde waarde hebben
36
Q

muda, muri, mura

A
  • actviteiten zonder toegevoegde waarde
  • variatie of inconsistentie
  • overbelasten mensen, systemen, toestellen
37
Q

patiëntenparticipatie

A

op een andere manier leidt het tot meer zorgkwaliteit. het vergroot de autonomie van de pt dat ervoor zorgt dat de pt een grotere rol opneemt in zijn eigen herstel en meer positieve zorgervaringen heeft.

38
Q

effectiviteitsindicatoren

A

uitkomsten door pt gemeld: sentinel procedures (bv. een verkeerde chirurgische plaats) & bijwerkingen (bv. incidentie bacteriële resistentie)

39
Q

Wat maakt veiligheid in de gezondheidszorg anders?

A

snel verouderde kennis en inzichten omwille van maatschappelijke, technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen
+ bewustwording: vaak niet bewust pt & zv van de risico’s en gevolgen van een bepaalde behandeling

40
Q

missed nursing care

A

een belangrijke vpk zorg vergeten of niet uitgevoerd omwille van werkdruk wat invloed heeft op de patiëntveiligheid

41
Q

binnen swiss cheese model onderscheid gemaakt tussen ?

A

actieve en latente fouten
actieve fouten =. vergissing, kennistekort, bewuste protocolafwijking
latente fouten: te wijten aan zorgsysteem, onhandig ingerichte zorgprocessen die in normale omstandigheden niet tot schade leiden (misscommunicatie, onvoldoende opgeleid personeel)

42
Q

oorzaken van onveilig gedrag

A

heersende cultuur
miscommunicatie
weinig bewust van risico’s

43
Q

7 verspillingen
tovwddd

A

transport en bewegen
overproductie
voorraden
defecten en extra verwerking
de blinde vlekken
de nieuwe verspillingen
wachten

44
Q

wat zijn de voordelen van 5s?

A

men merkt dat er minder foutief materiaal wordt gebruiken en de zoektijden voor medewerkers korter zijn.

45
Q

de 5s bestaat uit 2 fases welke?

A

de grote lenteschoonmaak= de voorbereiding
+ plan opvolgen

46
Q

5s’en

A

-sorteren
- schikken
- schoonmaken
- standaardiseren
- in stand houden

47
Q

wat houdt de grote lenteschoonmaak in?

A

alle zaken die niet gebruikt worden moeten weg. Items die gebruikt worden moeten zo gesorteerd worden waarbij je de meest gebruikt het dichtst plaatst enz.

48
Q

2 technieken om de flow te verbeteren?

A
  • PDCA
    plan de verbetering: wat en hoe?
    voer de verbetering uit
    check: heeft de verbetering de gewenste resultaat opgeleverd
    act: indien de resultaten afwijken dien je opnieuw de planfase te doorlopen
  • A3
    A3 blad waarbij linkerhelft beschrijft en visuliseert de huidige status en verbeterpunten
    rechterheflt geplande acties en toekomstige status documenteren

Dit moet heel concreet en overzichtelijk gebeuren.

49
Q

technieken om ideeën te ontwikkelen

A

-brainstorm
*in korte tijd veel ideeën verzamelen
-benchmarking
*proses waarbij je je eigen prestaties en de wegen daar naartoe vergelijkt met die van andere organisatie met als doel eigen processen en prestaties te verbeteren

50
Q

Pareto-analyse

A

20% van alle mogelijke oorzaken zijn voor 80% verantwoordelijk voor alle gevolgen. Focussen op de belangrijkste basisoorzaken gezien deze tot de grootste winst kunnen leiden op vlak van kwaliteit

51
Q

WWWWH-techniek

A

wie
wanneer
waar
wat
hoe

om een probleeem zo veel mogelijk af te bakenen deze 5 vragen te stellen

52
Q

ishikawa/visgraat diagram

A

gekoppeld aan brainstorming
men heeft een consensus gevormd over een basisprobleem waarbij men een grote hoeveelheid info gaat ordenen in de diagram. Het basisprobleem is de kop van de visgraat en de graten zijn de mogelijke oorzaken (via brainstorm bekomen)