Fysiologie - CH10 - Subdivisions of the Nervous System Flashcards

1
Q

Cerebral cortex (Telencephalon)

A

Buitenkant bestaat uit grijze (cellichamen) en de binnenkant uit witte (uitlopers) stof. De hoeveelheid witte stof is enorm, hierin lopen axonen die de cortex met andere delen van het CNS verbinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Corpus Callosum

A

Verbindt de de twee cerebral hemispheres (de twee hersenhelften), bestaat uit witte stof en bevat meer dan 200 miljoen axonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Telencephalon (cerebrale cortex) onderdelen

A

Bevat twee hemisferen en in elke kunnen 4 hersenkwabben onderscheiden worden:
Frontaal, temporaal, parietaal en occipitaal

Topografisch kan het op 2 manieren verdeeld worden:
Per functie en per somatotopie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Cerebellum (Kleine Hersenen)

A
  • Ligt dorsaal aan de hersenstam
  • Vertegenwoordigt 10% van het CNS maar bevat 50% van de neuronen van het CNS
  • Heeft veel afferente vibers dus krijgt input van bijna alle receptoren in het zenuwstelsel, afferent : efferent = 40 : 1
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vestibulocerebellum (oudste)

A

Ofwel archicerebellum. Nauw verwant met het vestibular systeem (evenwichtsorgaan). Wiens sensoren zich in het binnenoor bevinden.
Helpt bij het onderhouden van de balans van het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Spinocerebellum

A

Ontvangt sterke input van strekreceptoren door connecties in het ruggenmerg en de hersenstam.
Helpt bij de regulatie van de spiertonus (spierspanning in rust)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cerebrocerebellum (jongste)

A

Ofwel neocerebellum en het grootste deel. Ontvangt projecties van de certebral cortex via de pons. Coördineert motorisch gedrag, doordat het informatie van de motorisch en sensorische cerebrale cortex ontvangt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Diencephalon

A

Bestaat uit:

  1. Thalamus
  2. Subthalamus
  3. Hypothalamus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Thalamus

A

Het hoofdstation voor sensorische informatie dat gebonden is aan de cerebral cortex, waar het het niveau van bewuste waarneming zal bereiken. Sommige aspecten van herinnering zijn ook een functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Subthalamus

A

Ontvangt met de thalamus projecties van de basal ganglia, wat belangrijke motor functies zijn. Input van de cerebrocerebellum naar de thalamus is belangrijk voor normaal motorische controle.
Stimulatie van de subthalamus kan voor verbetering in beweging zorgen bij patiënten met Parkinson

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hypothalamus endocriene systeem

A
  1. Neuronen produceren hormonen als vasopressine en oxytocine, deze worden via axonen naar de achterste hypofyse kwam getransproteerd waar ze in het bloed terecht komen
  2. Worden ook hormonen geproduceerd, zoals TRH en deze komen direct in de veneuze plexus. Heten hierdoor releasing hormonen. Via hier komen ze in de voorste hypofyse kwab
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hypothalamus overige functies

A

Een CNS structuur die het meest het ANS beïnvloedt. Dit komt door sterke en directe connecties met autonome nuclei in de hersenstam en de spinal cord.
Ook speelt het een rol bij:
1. Controleren van de lichaamstemperatuur
2. Dorst en honger
3. Het cardiovasculaire systeem (hart en vaatstelsel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hersenstam

A
  • Bestaat uit de midbrain, pons en medulla. Deze ontvangen sensorische informatie en zenden motorische informatie uit door zenuwen die de craniale zenuwen heten.
  • Bevat de reticular formatie, een neuron netwerk dat connecties heeft met de cortex en andere regio’s van het brein en heeft invloed op de niveaus van bewustzijn en opwinding (arousal)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Midbrain

A
  1. Bevat somatische motor neuronen die oogbeweging controleren. Deze neuronen bevinden zich in de nuclei van craniale zenuw III en IV (CNIII & CNIV).
  2. Andere neuronen zijn deel van het systeem voor motorische controle.
  3. Ook zijn neuronen betroken bij het doorgeven van hoor en zie signalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Pons

A
  1. Ligt caudaal van de middenhersenen en bevat nuclei van de somatische hersenzeneuwen V (kauwen), VI (oogbeweging) en VII (gezichtsspieren)
  2. Ontvangt informatie uit somatische sensorische hersenzenuwen: V (aangezicht en hoofd) en VIII (gehoor en evenwicht)
  3. Ventrale deel ontvangt informatie vanuit de cortex en maakt directe verbindingen met het cerebellum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Medulla

A

Onderste deel van hersenstam die qua segmentie het meeste op het ruggenmerg lijkt:

  1. Bevat nuclei van somatische hersenzenuwen XI (nekspieren) en XII (tongspieren)
  2. Stuurt via hersenzenuwen IX en X functies aan als bloeddruk, hartfrequentie, ademhaling en spijsvertering
  3. Eerste deel van het CNS waar de zenuwen van gehoor en evenwicht doorheen lopen
17
Q

Ruggenmerg anatomie

A
  • Loopt van de basis van de schedel naar L1, dus het loopt niet langs de volledige wervelkolom
  • Bestaat uit 31 segmenten die allemaal een motorisch en sensorische zenuwwortel. Deze wortels vormen samen 31 symmetrische paren van spinale zenuwen, die deel zijn van het PNS
  • Via de axonen van de dorsale root entry zone komt sensorische informatie van de huid, spier en viscerale organen.
  • Ventrale roots bevatten enkel efferente vezels
18
Q

Efferente vezels Spinal Cord

A

Vezels ontstaan van:

  • Motor neuronen wiens cellichamen zich bevinden in de gray horns van de spinal cord
  • Preganglionic autonome neuronen wiens cellichamen zich bevinden in de intermediolaterale hray horns van de cord

Meeste efferente vezels zijn somatisch efferent en deze innerveren met skeletspieren om vrijwillige beweging te bemiddelen
Overife efferente vezels zijn visceraal efferent die contact hebben met postganglionic autonome neuronen die vervolgens de viscerale gladde spier innerveren

19
Q

Ascending tracts

A

Sensorische pathway dat begint bij de spinal cord en helemaal omhoog gaat naar de cerebral cortex

Ascending en descending tracts liggen in het witte deel van de spinal cord

20
Q

Descending tracts

A

Dragen motorische informatie van de hersenen (hersenstam en cerebral cortex, naar de verntrale horn in de spinal cord.
Belangrijkste is:
Corticospinal tract, 90% van de cellichamen zijn van origine uit de contralaterale cerebral cortex.

21
Q

Segmental reflex

A

Als sensorische vezels de spinal cord binnenkomen en direct met motor neuronen in hetzelfde segment synapsen

22
Q

Intersegmental reflex

A

Als binnenkomende vezels synapsen met neuronen in een ander spinal segment

23
Q

Perifere zenuwstelsel functies

A
  1. Fysieke en chemische prikkels uit de omgeving omzetten in sensorische informatie via receptoren
  2. Vervoeren van sensorische informatie naar het CNS
  3. Vervoeren van motorische informatie van het CNS naar skeletspieren, gladde spieren en klieren
  4. Omzetten van motorische signalen in chemische signalen bij de synapsen in de doelorganen
23
Q

Somatische PNS

A
  • Bezig met externe omgevingen om informatie te verzamelen of door ermee te communiceren door vrijwillige motorische informatie
  • Bevat sensorische neuronen en axonen die innerveren met de huid, gewrichten en spieren en motor axonen die innerveren met skeletspieren
24
Q

Autonome PNS

A
  • Bestaat uit motorische en sensorische axonen die innerveren met gladde spieren, exocriene klieren en andere ingewanden (viscera)
  • Speelt vooral in op de interne omgeving
25
Q

Axonen in PNS

A
  • Het PNS is sterker dan het CNS en het moeten flexibel zijn, tegen kleine trauma’s kunnen en minder voorzien kunnen zijn van bloed. Dus moeten de axonen beter zijn dan in het CNS
  • Axonen in perifere zenuwen zijn omringt door Schwann cellen, die een single internodal wrap van myeline kunnen maken om een axon (250-1000µm). Als axonen niet gemyeliniseerd zijn, zijn er toch Schwann cellen aanwezig. Wel: niet gemyeliniseerde axonen is 2:1
26
Q

Perifere zenuwen

A

In het PNS worden individuele axonen gebundeld tot fascikels en die worden weer in grote bundels samen gevoegd. Dat zijn perifere zenuwen
Deze kunnen een zeer grote diameter hebben en tot wel 10.000 axonen bevatten

27
Q

Endoneurium

A

Los bindweefsel dat individuele axonen omringt

28
Q

Perineurium

A

Een bindweefselschede wat fascikels met meerdere axonen omringt. Draagt bij aan de stabiliteit van de zenuw

29
Q

Epineurium

A

Stevig bindweefsel wat een perifere zenuw met meerdere fascikels omringt

30
Q

Fascikels in perifere zeuwen

A

Fascikels binnen in zenuw kunnen anastomosen (verbindingen) met elkaar vormen en zo kunnen axonen van de ene naar de andere fascikel. Deze verbindingen zorgen voor meer kracht en stabiliteit in de zenuw

31
Q

Dorsale en ventrale wortel Spinale zenuw

A

Vormen samen de Spinale zenuw en op elk segmentniveau uit het ruggenmerg treden

32
Q

Dorsale wortel ganglion cellen (spinale ganglion cellen)

A

Zitten in de dorsale ganglion. Het zijn unipolaire neuronen met één projectie die splitst in een perifere en een centrale tak:

  • Centrale tak brengt sensorische informatie naar het CNS
  • Perifere tak brengt informatie naar het cellichaam. Heeft zowel dendritische functionele als axonale morfologische eigenschappen
33
Q

Splitsing spinale zenuw

A
  • Splitst in enkele takken die motorische, sensorische en autonome axonen vervoeren naar de delen van het lichaam die bij dat ruggenmergsegment horen
  • Bij de doelorganen splitsen deze nog een keer. De thoracale spinale zenuwen blijven redelijk geordend maar de cervicale en lumbale spinale zenuwen van verschillende segmenten worden samengevoegd in de zenuw plexus (maakt het verloopt van de zenuwen complex)
34
Q

Dermatoom

A

Een huidgebied dat geïnnerveerd wordt door één spinale zenuw. Bij huidinnervatie is er vaak een overlap van dorsale wortels. Hierdoor is er niet gelijk complete gevoelloosheid bij een dermatoom als een dorsale wortel is uitgeschakelt.
Uitzonder is:
-C2 als deze uitgeschakeld is, is er sprake van analgesie (geen pijn) in het achterhoofd. Dit komt doordat C3 en de trigeminal zenuw deze huid innerveren.

35
Q

Neuropathie

A

Een aandoening van perifere zenuwen. Hierbij hebben patiënten last van een dof en zwak gevoel, ofwel sensibiliteitsstoornis en motorische stoornis.

36
Q

Basale ganglia

A

Clusters van neuronen met vergelijkbare functies:

  1. Stratium
  2. Globus pallidus
  3. Amygdala (emoties)
  4. Hippcampale formatie (herinneringen)