FS wk 2 Flashcards

1
Q

Hoe wordt de ademhaling gereguleerd?

A

De ademhalingsregulatie wordt gestuurt vanuit het ademhalingscentrum dat in de hersenstam in de medulla oblongata en pons.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke invloed heeft de cortex op de ademhaling?

A

De cortex kan het beinvloeden door bewust de
adem in te houden of vertragen of versnellen. Praten heeft een directe inhibitie op de ademhalen. Daarom staat er ook een + en –

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Beschrijf het “Hering-Breuer effect”.

A

Aan de rechterkant zien we de sensoren die de ademhaling remmen, deze zitten in de longen. In de wand en in de grote bronchieen zitten receptoren die rek meten van deze luchtwegen hierdoor onstaat het hering-breuer effect, dit beschrijft het effect dat als een structuur op rek komt wordt de rek geremt. De bronchieen en de trochea zetten uit en als deze te veel op rek komen stopt de ademhaling. Dit is zodat ze niet kapot gaan en er niet te veel rek op de longen komt. Als de rek te weinig is wordt de ademhaling gestimuleerd.Aan de rechterkant zien we de sensoren die de ademhaling remmen, deze zitten in de longen. In de wand en in de grote bronchieen zitten receptoren die rek meten van deze luchtwegen hierdoor onstaat het hering-breuer effect, dit beschrijft het effect dat als een structuur op rek komt wordt de rek geremt. De bronchieen en de trochea zetten uit en als deze te veel op rek komen stopt de ademhaling. Dit is zodat ze niet kapot gaan en er niet te veel rek op de longen komt. Als de rek te weinig is wordt de ademhaling gestimuleerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke invloed heeft het subcorticale structuren limbische systeem op de ademhaling?

A

De subcorticale structuren limbisch systeem wordt
ook de ademhaling beinvloed, bijvoorbeeld een
stressreactie fight or flight dit komt vanuit de
hypothalamus dit kan dus ook een stimulerende
werking hebben want je lichaam bereid zich voor om te vechten en hier heb je zuurstof nodig. Ook door emoties kan je ademhaling stoppen als schrik, dus stimuleren en inhaleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke invloed hebben de chemoreceptoren, in de periferie, de aortaboog en in de splitsing van de carotis communis op de ademhaling?

A

In de hersenstam zitten centrale chemoreceptoren deze zitten niet in de bloedvaten maar in het interstitium (tussenvloeistof of extracellulaire vloeistof). Deze meten chemische veranderingen in de extracellulaire vloeistof / interstitium. De perifere receptoren meten de zuurstof O2, koolstofdioxie CO2 en H+. als de H+ toeneemt neemt de Ph af wordt zuur. en de als H+ afneemt en gaat de Ph omhoog. Als er een telaag zuurstof concentratie is in het bloed, hypoxemie, of bij een toegenomen CO2 concentratie, hypercapnie, of toegenomen H+ moet er meer gefentileerd worden en Dan gaat de ademhaling omhoog. Centraal registreren alleen CO2 of H+ in het interstitium dan gaat ook de ademfrequentie omhoog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke invloed hebben de spierreceptoren op de ademhaling?

A

Op het moment dat je gaat bewegen registreren spierreceptoren de bewegingnen spieren hebben dan meer stuurstof nodig dus stimuleren deze ook de ademhaling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke invloed hebben de irritant receptoren op de ademhaling?

A

In de luchtwegen zitten ook irritant receptoren die meten of er stoffen binnen komen die de luchtwegen irriteren. Zoals stof of chemisch, teer, dan stopt de inademing en wordt er een versterkte hoest reactie op geroepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

O2 transport door het bloed. Noem 5 kenmerken.

A
  • 1,5% opgelost in plasma
  • 98,5% gebonden aan hemoglobine erytrocyten
  • Rood kleuring bloed
  • a-VO2 rust vs inspanning
  • Zuurstofdissociatie curve
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bloed komt bij de longen aan. Wat is hier de formule van?

A

HHB + O2 = HBO2 + H+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

HHB + O2 = HBO2 + H+

Waar is dit de formule van?

A

Bloed komt bij de longen aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hemoglobine met zuurstof gaat naar de spier. H+ gaat hechten aan HCO3- en wordt CO2 en H2o. Dit ademen wij uit. Als het bij de spier aankomt scheidt de O2 zicht van de hemoglobine en bind H+ door drukverschil.
Wat is hier de formule van?

A

HBO2 + H+ = HHB + O2 (richting spier)HBO2 + H+ = HHB + O2 (richting spier)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

HBO2 + H+ = HHB + O2 (richting spier)

Waar is dit de formule van?

A

Hemoglobine met zuurstof gaat naar de spier. H+ gaat hechten aan HCO3- en wordt CO2 en H2o. Dit ademen wij uit. Als het bij de spier aankomt scheidt de O2 zicht van de hemoglobine en bind H+ door drukverschil.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Spier gebruikt O2 voor energie. Wat is hier het restproduct van?

A

Restproduct is CO2.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

CO2 komt terug in het bloed en bindt zich met H2O. Dit zorgt voor een instabiele koolzuur verbinding en
valt uiteen in bicarbonaat en een waterstofion.
Wat is hier de formule van?

A

CO2 + H2O = H2CO3 (instabiel) = HCO3- + H+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

CO2 + H2O = H2CO3 (instabiel) = HCO3- + H+

Waar is dit de formule van?

A

CO2 komt terug in het bloed en bindt zich met H2O. Dit zorgt voor een instabiele koolzuur verbinding en
valt uiteen in bicarbonaat en een waterstofion.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bicarbonaat en een waterstofion gaan verder in de bloedbaan terug naar de longen. Hier binden ze tot koolzuur. Koolzuur is instabiel en valt uiteen in H2O en CO2. CO2 wordt uitgeademd.
Wat is hier de formule van?

A

HCO3- + H+ = H2CO3 (instabiel) = CO2 + H2O

17
Q

HCO3- + H+ = H2CO3 (instabiel) = CO2 + H2O

Waar is dit de formule van?

A

Bicarbonaat en een waterstofion gaan verder in de bloedbaan terug naar de longen. Hier binden ze tot koolzuur. Koolzuur is instabiel en valt uiteen in H2O en CO2. CO2 wordt uitgeademd.

18
Q

Wat is het Bohr effect?

A

Als er veel H+ laat hemoglobine meer zuurstof los en bind het aan H+.

19
Q

“Als er veel H+ laat hemoglobine meer zuurstof los en bind het aan H+.” Wat voor effect is dit?

A

Het Bohr effect.

20
Q

Wt is het Haldane effect?

A

Als er ergens veel O2 is laat het H+ los en bind het met O2.

21
Q

“Als er ergens veel O2 is laat het H+ los en bind het met O2.” Wat voor effect is dit?

A

Het Haldane effect.

22
Q

Beschrijf de samenstelling van het bloed.

A

Hematocriet: Verhouding tussen bloedplasma en opgeloste stoffen, plasma 55% opgeloste stoffen 45%.
De opgeloste cellen in het bloed bestaat uit erytrocyten, leukocyten en trombocyten.

23
Q

Wat zijn eritrocyten

A

Rode bloed cellen

24
Q

Wat zijn leukocyten?

A

Witte bloed cellen

25
Q

Wat zijn trombocyten?

A

Bloedplaatjes

26
Q

Wat is een ander woord voor rode bloed cellen?

A

Eritrocyten

27
Q

Wat is een ander woord voor witte bloed cellen?

A

Leukocyten

28
Q

Wat is een ander woord voor bloedplaatjes?

A

Trombocyten

29
Q

Beschrijf wat het hormoon Erythropoetine in het bloed.

A

Het hormoon Erythropoetine stimuleert de aanmaak van rode bloedcellen, wat gemaakt wordt in het beenmerg, om het zelfde hoeveelheid zuurstof te kunnen vervoeren moeten er meer rode bloedcellen zijn. De transportcapaciteit moeten toenemen. De viscositeit neemt toe stroperig, meer dan 50% hemotocriet waarde is strafbaar.

30
Q

CO2 transport door het bloed, het afvalproduct van de spieren. Het kan op 3 manieren vervoert worden. Welke 3 manieren?

A

10 % opgelost in plasma

20 % gebonden aan plasma-eiwit

70 % opgelost als bicarbonaat-ion, de CO2 moet worden omgezet in bicarbonaat CO2+H2O=H2CO3
koolzuur, dit is instabiel en valt direct uitelkaar in HCO3- (bicarbonat-ion) en H+ deze gaat weer aan de
hemoglobine vast zitten