FS week 5 Flashcards

1
Q

Welke twee vormen van pijn zijn er?

A

Nociceptief (weefselschade) en niet nociceptief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat betekend nociceptieve pijn?

A

Het ervaren van weefselschade heet
nociceptieve pijn wat onder te verdelen is in somatisch (huid ect.) en in visceraal (organen). In de
primair somatische schors wordt bepaald wat voor soort pijn het is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat betekend niet nociceptieve pijn?

A

Bij niet noceceptieve pijn is er geen weefsel schade, dit is onder te verdelen in neuropatisch (geen
schade maar een probleem met de zenuw) en psychogeen (belevenis van pijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarmee meten nocicensoren pijn?

A

A delta vezel

C vezel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

“Er zitten sensoren die merken dat er contact wordt gemaakt door je lichaam met de buitenwereld.”

Hoe heten deze sensoren?

A

Dit zijn exterosensoren die registreren contact.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarin zijn exterosensoren in onder te verdelen?

A
Nocisensoren meten pijn.
--> A delta
--> C vezel
Mechanosensoren, meten tast;
Thermosensoren meten temp.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Naast exterosensoren zijn er ook andere sensoren. Benoem deze sensoren.

A

Propriosensoren
Intersensoren
–> Chemoreceptoren
–> baroreceptorenq

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Extrosensoren kunnen goed informatie geven over de pijn namelijk de…..
Benoem deze 4.

A
Extrosensoren kunnen goed informatie geven over de pijn namelijk de
∟ Locatie
∟ Intensiteit
∟ Duur
∟ Soort schade
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leg viscerale schade uit.

A

Viscerale schade wordt heel diffuus waargenomen, dit komt omdat er geen kaart van alle organen aanwezig is in de hersenen. Viscerale schade kan slecht worden aangegeven en de aard van de pijn is niet goed aan te geven. Er treed vaak refferd pain op, pijn op een andere plek.
Als de kans op schade groter is zitten er meer receptoren, zoals in de huid. In de organen zitten voornamelijk C-vezel receptoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat betekend neuropathische pijn?

A

Pijn zonder dat er weefselschade is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Beschrijf neuropathische pijn.

A

De pijn zit vaak niet op de plek waar de pijn is maar waar de hersenen denken dat de pijn is, ook wel geprojecteerde pijn. Er is een probleem op de weg tussen de sensoren en hersenen, zoals carpaal tunnel syndroom de hersenen denken dat het vanaf de vingers komt in plaats van de pols.
Hier onder valt ook fantoom pijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Beschrijf psychogenen pijn.

A

De belevenis waar je in zit, als iemand pijn ervaart kan je dit zelf ook voelen zonder dat er schade is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leg primaire pijn uit.

A

Primaire pijn, scherpe pijn van korte duur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg secundaire pijn uit.

A

Secundaire pijn, zeurende pijn, komt langzaam maar houd langer aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Benoem de functie van A-delta vezel

A

∟ snel myeline
∟ unimodaal, kan maar een soort pijn prikkel vervoeren
o mechanische schade, als je jezelf snijd ect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Benoem de functie van de C-vezel

A
C-vezel (vaker voorkomend)
∟ Langzaam
∟ Polymodaal
--> Mechanische schade
--> Thermische schade
--> Chemische schade
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bij een open wond komen er ontstekingsmediatoren vrij die er voor zorgen dat er een ontstekingsreactie optreed hier.
Benoem de 4 ontstekingsmediatoren.

A

Substance P
Histamine / Bradikinine
Prostaglandine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat doet substance P?

A

Vasocilatatie als gevolg komt er meer bloed, dit stimuleert ook meer histamine

19
Q

Wat doen Histamine / Bradikinine?

A

Toenemende permiabiliteit van capilair voor meer opgeloste stoffen in gebied

20
Q

Wat doet Prostaglandine?

A

Omliggende C-Vezels worden gevoeliger voor pijn.
Deze gevoeligheid is positief zodat je niet aan het gebied komt en het meer rust heeft. Als dit gebeurt in de periferie heet dit: perifere sensitisatie.

21
Q

Wat is de weg van pijn in het lichaam?

A

∟ pijn komt binnen op de achter wortel –> achter hoorn –> tractus spinothalamicus lateralis
∟ komt binnen bij de thalamus
∟ Door naar de precentrale gyrus, hier wordt specfiek aangegeven waar hoe en wat
∟ Ook naar het limbische systeem –> amigdala –> hippocampus wordt het opgeslagen.

o Als je een pijnlijke ervaring hebt gehad sla je dit op voor als waarschuwing volgende keer. Hormonen kunnen dit beïnvloeden

Focus op pijn zorgt voor meer pijn. Afleiding zorgt voor minder pijn.

22
Q

Beschrijf chronische pijn

A

De weg van pijn wordt constant doorlopen, dit kan zorgen voor een wind-up effect 􀃆 bij de eerste
prikken wordt een neurotransmitter vrij gegeven, gebeurt dit vaker achter elkaar komen er meer
neurotransmitters bij, meer dan wordt afgebouwd. Hierdoor wordt het effect steeds heftiger omdat
er meer neurotransmitters aanwezig zijn. Het Wind-up effect komt door substance P
Wind-up effect komt door substance P

23
Q

Wat betekend centrale sensitisatie?

A

pijn prikkel in het centrale zenuwstelsel wordt versterkt doorgegeven. Dit
treed op bij de overgang van zenuw naar ruggenmerg

24
Q

Door te bewegen remt het pijn effect op ruggenmerg niveau. Er zitten in de hersenstam 2 structuren
die pijn dempende stoffen produceren.
Welke stoffen zijn dat?

A

serotonine en (NOR)adrenaline

25
Q

Hoe werkt het pijn dempend systeem?

A

Als het pijn signaal binnen komt bij de thalamus zorgt dit voor activatie van de PAG die zorgt voor
pijn demping.

26
Q

Waar staat PAG voor?

A

Peri Aquaductale Grijs

27
Q

Waar staat NRM voor?

A

Nucleus Raphemagnus

28
Q

Hoe werkt het pijn dempend systeem bij mensen met chronische pijn?

A

Bij mensen met chronische pijn is er sensitisatie bij de overgang van zenuw naar ruggenmerg en de PAG werkt minder goed. Er wordt dus ook meer pijn ervaren

29
Q

Beschrijf neuropatische pijn

A

De plek waar pijn wordt gevoelt klopt niet met de plek waar het probleem zit.
Er zit een probleem op de weg naar de cortex, en niet bij de perifere sensor. Tussen sensor en cortex

30
Q

Benoem de 6 kenmerken voor neuroptatische pijn

A
  1. Geen of geringe relatie met weefselschade
  2. Samengaan van pijn en sensibele stoornissen
    - -> allodynie een niet pijnlijke prikkel als pijn wordt ervaren
    - -> hyperalgesie toegenomen pijnzin
    - -> hyperesthesie toegenomen gevoel.)
  3. Projectie
  4. Vreemd
  5. Uitbreiden in tijd en ruimte
  6. Perifere maatregelen (b.v. analgetica) hebben weinig effect
31
Q

Benoem neuropathische pijnen (10)

A
∟ Zenuwbeknelling in nek of rug (hernia)
∟ Diabetes periferie
∟ Kanker (tumor/chemo/bestraling/operatie)
∟ CVA
∟ Gordelroos (postherpetische neuralgie)
∟ Trigeminusneuralgie
∟ Postoperatieve neuropathie
∟ Multipele sclerose, tast het centraal zenuw stelsel aan.
∟ Amputatiepijn/fantoompijn
∟ CRPS I
32
Q

Benoem viscerale pijnen (3)

A

∟ Interneuronen die alle viscerale en nociceptieve prikkels verzamelen
∟ Projecteren op de tr. spinothalamicus
∟ Hersenen krijgen segmentale info, geen individuele info en kunnen “pijnen” projecteren naar segmentaal gebonden structuren

33
Q

beschrijf de Gate theorie

A

Het sterkste signaal wordt doorgegeven. Als je pijn hebt wordt dit door gegeven, de tast sensoriek
kan een sterker signaal afgeven door bijvoorbeeld over de pijnlijke plek te wrijven waardoor je
minder pijn voelt. Massage werkt op de zelfde manier.

34
Q

Waaruit bestaat segmentale disregulatie?

A

Viscero disregulatie;
Viscero sympathische disregulatie;
Viscero viscerale disregulatie;

35
Q

Beschrijf Viscero disregulatie

A

Referaed pain zit in dermatoom of spier van een bepaald segment;
Kan hypertonie ontstaan,

36
Q

Beschrijf Viscero sympathische disregulatie;

A

o Verwijde pupillen
o Sudotoom = zweten
o Pilotoom = kippenvel
o Vasotoom = constrictie

De 3 tomen Kan overal in het lichaam plaats vinden

37
Q

Beschrijf Viscero viscerale disregulatie;

A

Darmen en blaas zitten in het zelfde segment en hierdoor kan als je problemen hebt in de darmen je alleen maar moet plassen

38
Q

Beschrijf referred pain

A

Zones van Head

spier en bindweefsel

39
Q

Beschrijf hypertonie

A

Viscerosomatische reflex

Zone van MacKenzie

40
Q

Beschrijf sympathische verschijnselen

A

Sympathische zone andere lokalisatie dan Headse zone
Viscerosympathische reflex
–> Viscerocutane reflex
–> Visceroviscerale reflex

41
Q

Welk effect heeft het trainen van stabiliteit op ouderen op de orgaan/weefselfunctie?

A

Verbeterde gevoeligheid van propriosensoren

verminderen demyelinisatie

42
Q

Welk effect heeft het trainen van kracht op ouderen op de orgaan/weefselfunctie?

A

minder sarcopenie
minder osteoporose
minder apoptose

43
Q

Welk effect heeft het trainen van uithoudingsvermogen op ouderen op de orgaan/weefselfunctie?

A

verhoogd hart minuut volume
verhoogde cognitie
verminderde apoptose