Frans 24 Flashcards
0
Q
C’est trop loin
A
Het is te ver
1
Q
Un magasin
A
Een winkel
2
Q
Trop de lapins
A
Te veel konijnen
3
Q
Bravo
A
Bravo
4
Q
Acheter
A
Kopen
5
Q
Manger
A
Eten
6
Q
Tomber
A
Vallen
7
Q
Comprendre
A
Begrijpen
8
Q
Pouvoir : je peux
A
Kunnen : ik kan
Mogen : ik mag
9
Q
Avoir peur
A
Bang zijn,schrik hebben
10
Q
Avoir peur de ce chien
A
Bang zijn voor die hond
11
Q
Avoir peur de tomber
A
Bang zijn om te vallen
12
Q
Faire attention
A
Opletten,oppassen
13
Q
Un fruit
A
Een vrucht
14
Q
Un legume
A
Een groente