Frans 2 Flashcards
Zondag
Dimanche
Maandag
Lundi
Dinsdag
Mardi
Woensdag
Mercredi
Donderdag
Jeudi
Vrijdag
Vendredi
Zaterdag
Samedi
De leraar/lerares
Le/La prof
De leerling
L’élève
De pen
Le stylo
De agenda
L’agenda
De overhoring
L’interro
Leren
Apprendre
Engels
L’anglais
Wiskunde
Les maths(mathématiques)
Geschiedenis
L’histoire
Aardrijkskunde
La géo(graphie)
Biologie
La biologie
De computer
L’ordinateur
De tablet
La tablette
De oefening
L’exercice
Het cijfer
La note
Frans
Le français
Streng
Strict
Liever hebben
Préférer
Spelen
Jouer
Het huiswerk
Les devoirs
Het(computer)spel
Le jeu vidéo
Het boek
Le livre
Het schirft
Le cahier
Vragen
Demander
Praten
Parler
De rugzak
Le sac à dos
Eindigen
Terminer
Een hekel hebben aan
Détester
Kijken naar
Regarder
De televisie
La télé(vision)
Travailler
Werken
Beginnen
Commencer
Geven
Donner
Het schoolvak
La matière
Blijven zitten
Redoubler
Désolé
Sorry
De training
L’entrainement
Moeilijk
Difficile
Goed in
Fort en
Slecht in
Nul en
Hij moet (moeten)
Il doit (devoir)
Tekenen
Dessiner
De les
Le cours
Serieus
Sérieux
Behalve
Sauf
Gauw
Bientôt
De musical
Le comédie musicale
Vaak
Souvent
De dag
Le jour
Wat?
Qu’est-ce que?
Alles
Tout
Bijna
Presque
Gevaarlijk
Dangereux
Waarom?
Pourquoi?
Tennissen
Jouer au tennis
Lezen
Lire
Veel
Beaucoup
Iedere dag
Tous les jours
Samen
Ensemble
Bang zijn
Avoir peur,.;:j’ai peur
Piano spelen
Jouer du piano
Jouer du violon
Viool spelen
Vollyballen
Jouer au volleyball
Paardrijden
Faire du cheval
Hockey spelen
Faire du hockey
Turnen
Faire de la gymnastique
Ik hou niet van computerspellen
Je n’aime pas les jeux vidéo
Speel je vaak drum
Est-ce que tu joues souvent de la batterie
Wat heb je als hobby
Qu’est-ce que tu as comme hobby
Wat doe je als sport
Qu’est-ce Que tu fais comme sport
Wat is jouw lievelingsvak
Quelle Est ta matière préféréé
Zullen we samenhuiswerk maken
On va faire les devoirs ensemble
Bijna
Presque