Fasen van ontwikkeling Flashcards

1
Q

aandacht voor kinderen doorheen de jaren

A
  1. vroeger
    - hoog kinder sterfte
    - groote aandacht voor gezondheid & medische voorzieningen
  2. nu
    - veel minder aandacht
    - snellere aandachtsverwerking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Flynn-effect

A
  1. definitie
    - per decennium stijgt de gemiddelde intelligentie score met 3-5 punten op basis van hogere ruwe scores
    - intelligentie testen worden geherijkt
    - nieuwe testonderdelen ontwikkelen
  2. oorzaken door school
    - verbetering van onderwijs
    - betere technologie = meer informatie bronnen
    - meer differentiatie & individuele ondersteuning
    - kennis van testen
  3. oorzaken door maatschappij
    - hogere algemene conditie & mentale fitheid
    - preventie van mishandeling
    - stijging van welvaart
    - daling van gezinsgrootte = meer aandacht & ondersteuning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

RE-flynn effect

A

= reversed flynn effect

  1. definitie
    - daling van intelligentie scores
    - sinds 2000 en gaande
    - daling van verbaal redeneren maar stijgen van 3D
  2. oorzaken psychosociaal
    - lagere standaarden & doelen in scholen
    - lagere verwachtingen van leerkrachten
    - lagere betrokkenheid van ouders
    - meer jongeren met anderstalige achtergrond
  3. oorzaken maathscappelijk
    - milieuvervuiling
    - natuurlijke daling = dynamic systems based
    - maatschappelijke evolutie = verslavingsgedrag, verstoord slaappatroon, multitasking & overstimulatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

perioden in de levensloop

A
  1. eerste weken = pasgeboorne = neonatal period
  2. 0-2 jaar
    - baby = 0-1 jaar
    - peuter = toddlerhood = 1-2 jaar
    - infancy = 0-2 jaar
  3. 3-5 kleuter = preschool period
  4. 6-12 = schoolkind = elementary school
  5. 12-14 = puber = puberty
  6. 14-18 = adolescent = adolescence
  7. 18-21 = jongvolwassene = young adult
  8. 21+ = volwassene = adulthood
  9. 65+ = ouderdom = elderly
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

verlenging van juveniele periode

A

= periode van onvolwassenheid

  1. uitleg
    - uitrijping van hersenen tot 23jaar
    - veel langer dan dieren
    - hogere gevoeligheid van ontwikkeling & studeren
    - aangeleerd > instinctief gedrag
  2. volwassneheid
    - kunstmatig verlengen door verwachtingen van langer studeren
    –> vroeger al volwassen vanaf seksuele rijpheid = 14-16jaar
  3. studie
    - longitudinaal onderzoek met cohortes = groepen
    - in bouwen van lagg times = verschillende leeftijden
    - historisch maatschappelijke invloeden minimaliseren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

neonatale leeftijd bepaling

A
  1. nut
    - belangerijk bij werken met jonge kinderen
    - verschil tussen normale geboorte & prematuren
    - op 1j maakt 2maand verschil veel uit = 20% minder rijpingstijd ghead
  2. conceptie leeftijd = vanaf bevruchting
    - volledige tijd van rijping
    - idpv tijd geboren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

basismechanismen piagetiaanse visie

A

= vroege cognitieve ontwikkeling

  1. sensorimotorische cognitie = cognitie bouwt voort op motorisch handelen
  2. cognitieve structen in fasen
    - destabilisatie & herorganisatie als overgang
    –> schokgewijze vooruitgang
    - equiliberatie = evenwicht in een periode
  3. assimilatie & accomodatie
    - assimilatie = cognitieve handeling of mentaal process
    - accomodatie = verandering van cogniteve structuen om assimilatie bekomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

assimilatie

A
  1. maken van handelingen die
    - functioneel & reproductief = nieuwe succesvolle gedragingen worden herhaald om te leren
    - gegeneraliseerd = verbreden van toepassingsgebied
    –> vb: oprapen van grote naar kleine voorwerpen
    - gedifferentieerd = verfijnen van toepassingsgebied
    –> vb: andere techniek van oprapen van verschillende types kleine voorwerpen
  2. reciproke assimilatie
    - meerdere sensorimotorische schemas
    - elkaar versterken
  3. mogelijkheden
    - niet alles kunnen leren
    - afh van vorige assimilaties & accomodaties
    - hierop verder werken = opeenvolgende ontwikkelingsstadia
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

circulaire reacties

A
  1. primaire circulaire reacties
    - vanaf 1 maand
    - herhalingen van eigen lichamelijke activiteiten
    - kijkschema = accomoderende pogingen om te kijken naar bewegende voorwerpen
    - zuig- & luister schema
  2. secundaire circulaire reacties
    - vanaf 4 maand
    - herhalingen van activiteiten van voorwerpen
    - effect van handeling belangerijker dan handeling
    –> vb: schudden voor klankeffect
  3. tertiaire circulaire reacties
    - vanaf 12 maand
    - herhalingen van acties waarbij gevarieerd wordt
    - creatief denken wat men met voorwerp kan doen
    - gegeneraliseerde & gedifferentiërende assimilatie oefenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

algemeen cognitieve herstructurering

A
  1. algemeen
    - cognitieve structuren worden steeds complexer
    - elke fase heeft zijn schema = structuur met betrekking op klasse van gelijkaardige acties
    - schema zorgt voor assimilatie -> accomodatie -> adaptatie
  2. evenwicht
    - begin van fase = onevenwicht door nieuwe uitdagingen van verkregen vaardigheden
    - einde van fase = evenwicht van ontwikkeling die hoger is als vorige
    - intelectueel ovenwicht op einde van formeel-operationeel = 15/16
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

fasen van cognitieve herstructurering

A
  1. sensori-motorisch
    - 0-2 jaar
    - cognitieve actie vooral door externe prikkels = kennis door motorisch handelen gestuurd
    - zuig, kijk & grijpschema
  2. pre-operationeel
    - 2-7 jaar
    - cognitieve actie op symoblisch niveau = voorstellingen mogelijk
    - vanaf 6j = meer conitieve controle = probleemoplossing
  3. concreet-operationeel
    - 7-12
    - denkregels & denkoperaties
    - hanteren van klassen- & relatie logica
    - vb: bal -> speelgoed -> puzzel
  4. formeel-operantioneel
    - 12+
    - verder denken dan realiteit = hypotheses maken
    - niet meer afh van het enkel waarneembare

leeftijden komen overeen met school

  1. flynn-effect = verschuiving met 1-2 jaar vroeger
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

preverbaal symbolisch denken

A
  1. definitie
    - anticipatie van verplaatsingen van voorwerpen
    - fantasie spelletjes vb: poppen
    - zelf voor het kan spreken = symbolisch
  2. object permanentie & perseveratie
  3. uitbreiding van piaget
    - zone van de naaste ontwikkeling = uitdagen naar hoger niveau
    - scaffolding = gepaste manier ondersteunend aanwezig zijn
    –> zone van de naaste ontwikkeling
    - sociaal leren & sociale cognitie
    - interteriorisatie van taal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

object permanentie

A
  1. 6-8m = basisnotie ontwikkelt samen met scheidingsangst
  2. 8-10m = meespelen met kiekeboe-spelletje
  3. 10-12m
    - 2 doeken voor kind met onder 1/2 een voorwerp
    - gericht zoeken met persevatie (ABerror) bij afwisselend plaatsen
    - veel A/B-errors = zoeken op initiele plaats
  4. 12-18m
    - meer gerichtheid
    - minder A/B errors
  5. 18-20m
    - stadium VI
    - juize manier van zoeken
    - deductief redeneren
    - beker met vw -> onder doek -> lege beker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

evenwicht sensorimotorisch denken

A
  1. einde 2e levensjaar
    - mentaal oplossen idpv direct handelen
    - imitatie van modellen die niet meer aanwezig zijn = geestelijke voorstelling
    - verplaatsingen van object reconstrueren & voorspellen
    - kind kan doen alsof
  2. respresentatie vermogen
    - zowel realistisch als abstract mogelijk
    - realistisch ≈ geheugen & object permanentie
    - abstract ≈ sensorimotorisch al doende ervaren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

perseveratie

A
  1. ontwikkelingsfactoren
    - tekort aan geheugen & voorstellingsvermogen
    - geheugenspoor
    - motorisch herhalingspatroon van grijpen = readiness
    - gerichte aandacht
  2. omgevingsfactoren
    - positie vb: zittend/staand
    - wachttijd
    - bekrachtiging
    - opvallendheid tussen A & B
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ontwikkeling van grijpen 1

A
  1. voor 3 maand
    - reflexmatig
    - door prikkel aan binnenkant hand
    - functionele reactie
  2. 3 maand
    - visuele vaardigheid ontwikkeld voor motorische = drang om grijpen
    - vaak mislukken
    - bovenarm spieren eerder ontwikkeld dan handen = kan wel reiken
    - oefenen door beide handen in elkaar te grijpen & aanraken van voorwerpen
    - blijven herhalen door reactie van woorwerpen
17
Q

ontwikkeling van grijpen 2

A
  1. 5 maand
    - coördinatie tussen grijpen & reiken
    - afstanden beter inschatten = gericht grijpen
    - orale exploratie = eerste ontwikkeld in sensorische cortex
    –> visuele reconstructie kunnen maken
  2. 10 maand
    - verhoogde snelheid
    - bewegende dingen grijpen
    - moeite met loslaten
    - later = tof op weg te gooien & op te rapen
    - ontwikkeling van pincet & tanggreep
18
Q

PAT-analyse onderzoek

A
  1. study design
    - eerste longitudinaal onderzoek bij kinderen: 2-4j
    - verschillende variabelen in statistisch model
    - onderlinge correlaties
  2. uitkomst = intelligentie test
    - McCarthy scales
    - verbale inteligentie & non-verbale
    - onderlinge correlatie = bijna niet
  3. andere metingen
    - 16-20maand
    - kwaliteit van ouderlijk verbale begeleiding
    - infant task mastery motivation
19
Q

besluit PAT-analyse onderzoek

A
  1. besluiten
    - grootste invloed cognitieve ontwikkeling = socio-economische status
    - duidelijk verband van kennis over ontwikkeling & verbale begeleiding van ouders
    - verbale begeleiding gaat evengrote invloed hebben op verbaal & non-verbaal ontwikkeling
    –> toont scaffolding aan
  2. invloed factoren
    - socio-economische status = geld, opleiding, …
    - kennis bij moeder over cognitieve ontwikkeling bij kinderen
    - niveau van exploratie bij kinderen
    - impulsiviteit
20
Q

cognitieve ontwikkeling tijdens kleuterperiode

A
  1. pre-operationeel & magisch denken
    - denken nog niet verbonden aan logische regels
    - vaak misleid door perceptie
  2. onderverdeling
    - preconceptueel denken = 2-3j
    - intuïtief transductief denken = 3-6j
  3. kenmerken van intuïtief transductief denken
    - realisme
    - animisme = voorwerpen hebben een ziel
    - artificialisme = alles is gemaakt door iets
    - magisch denken = dat waaraan je denkt wordt beïnvloed
    –> bij volwassenen = bijgeloof
    - hechting aan transitionele objecten = bij zich moeten hebben om veilig te voelen
    –> blijvend tot 10j = pathologie
    - onmogelijkheid van reversibel denken
  4. interactie van eigenschappen
    - bang van donker door realisme
    - overwinnen door knuffel = hecting of bedtijdritueel = magisch denken
21
Q

taal bij kleuterperiode

A
  1. preconceptueel denken
    - fouten van preconepten = voorlopers van logische begrippen
    - op grens van eigenschappen combinaties & associaties
    - door gebrek aan gedifferentiërende assimilatie
    - bij volwassenen = door ervaringen & interactie
  2. intuïtief denken
    - primitieve zinconstructies
    - transductief rederen = toepassen/overplaatsen van kennis naar minder toepasselijke contexten
    - onlogische associaties & analogiën
    - precausale verklaringen van realiteit = onvoldoende differentiatie tussen gedachten & logische realiteit
22
Q

direbergen test

A
  1. ego of allocentrisme
    - ego = alles vanuit eigen perspectief zien
    - allo = mogelijkheid om perceptie van iemand anders
    - afantasie = gebrek aan voorstellingsvermogen
  2. test
    - kind aan tafel met pop
    - 3 bergen
    - wat ziet de pop?
    - moeilijk voor kinderen, zelf voor sommige volwassenen
    - toepassingen = instructies geven aan kinderen is moeilijker door gebrek van allocentrisme
  3. verklaring
    - in adualisme leven = geen onderscheid tussen kind & buitenwereld
    - objecten enkel in relatie tot zichzelf zien
    - door assimulatie & accomodatie = ontwikkeling
    - wereld meer objectief waarnemen
23
Q

kamertest

A

= snoepie-test

  1. transfer van representatie
    - met kleuter naar kamer op schaal kijken waar knuffel is
    - daarna naar zelfde kamer op ware grootte
    - waar is de knuffel?
  2. resulataten
    - kleuter = moeilijk
    - progressief beter worden naar 6j
24
Q

seriatie & classificatie

A
  1. definitie
    - seriatie = kind in staat om voorwerpen te ordenen naar veranderend kenmerk vb: groot naar klein
    - classificatie = groepen maken afh van kenmerken
  2. classificatie
    - figuratieve veramelingen ≈ puzzel = door samenleggen beeldvormen
    - niet-figuratieve verzamelingen vanaf 5j
    - eenvoudige classificatie vanaf 7j = 1 kenmerk
    - meervoudige, flexibele & geïntegreerde classificatie vanaf 9j = best passende kenmerk
  3. preconceptueel kind
    - tijdens testen ook belang van taal = geen gebruik van preconcepten
    - vaak rest over door gebrek aan reversibiliteit
    - enkel werken met subclassen of overkoepelende klasse
    –> niet beide tegelijk
25
Q

conservatie notie

A
  1. conservatie proef
    - markering van overgang pre-operationeel naar operationeel
    - besef dat hoeveelheid gelijk blijft ondanks vorm
  2. toegepast op
    - aantallen
    - volume van vloeistof
    - volume van vaste stof
  3. argumenten = logische denkregels
    - identiteit
    - reversibiliteit
    - compensatie
  4. andere denkfouten water
    - waterlijn op schuin glas tekenen
    - water tekenen zoals recht zou staan
    - perceptie wordt geleid door momentane ervaringen
    –> niet gekaderd aan cognitieve regels
26
Q

concreet-operationeel denken

A
  1. cognitieve acties geintegreerd in systemen
    - inversie/negatie = 1 actie kan andere opheffen
    - compenseren
    - combineren van 2 acties tot 3e
  2. klassen & relatie logica
    - groupements = acties mogelijk met logica
    - modellen die wiskundige acties voorstellen
  3. conservatie notie
    - afwezigheid van analoge conservaties
    - 7j = conservatie van aantal
    - 10j = conservatie van gewicht
    - verschillende leeftijden voor conservatie testen
27
Q

denken in puberteit

A
  1. kenmerken
    - vanaf 12j
    - hypothethisch-experimenteel
    - abstract
    - combinatorisch
    - innoverend-idealistisch-creatief
  2. kritiek onderdeling van piaget
    - cultuur afh
    - verbale invloed door verbale testen
    –> reflecteerd niet altijd zelfde ontwikkeling
    - ervaringsafhankelijk
    - weinig aandacht voor precursors = aantoning van bepaalde ontwikkeling
    - onderschatting van mogelijkheden baby’s
28
Q

hypothetisch denken

A
  1. effecten
    - oudermoraal & maatschappelijke leefwijzen bekritiseren
    - persoonlijke waarden schaal opbouwen
    - nadenken over organisatie eigen toekomst
    –> kind van lagere school ook maar dit is utopisch denken
  2. bereiken van evenwicht niveau
    - 15-20 jaar
    - klassen van problemen op verschillende leeftijden
    - afh van soort onderwijs
  3. verschillende soorten probleem oplossend denken
    - hypothetisch deductief = isolerende variatie van mogelijke oorzaak
    - formeel dneken = combinatorisch denken
29
Q

non-verbaal onderzoek bij kinderen

A

= 1 van kritiekk punten piaget

  1. violation of expectation paradigm
    - normaal = kind confronteren met probleem & mening vragen
    - nu = confronteren met iets wat volgens normale verwachting niet kan
  2. voorbeeld
    - conservatie proef
    - smal glas -> breed glas -> smal glas
    - water is gedaald tegenover streepje
    - reactie of niet?