Examens N°3 Flashcards

1
Q

Om twee gehele getallen met hetzelfde toestandsteken op te tellen:

A
  • Behoud het toestandsteken.
  • Tel de absolute waarden op.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Om twee gehele getallen met een verschillend toestandsteken op te tellen:

A
  • Neem het toestandsteken van het getal met de grootste absolute waarde.
    -Trek het kleinste van het grootste absolute
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De som van twee natuurlijke getallen is altijd een natuurlijk getal. Wat zeg je dan?

A

Je zegt dan dat de opteling in ℕ overal gedefinieerd is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De optelling in ℕ is overal gedefinieerd. In symbolen is dat:

A

∀ a, b ∈ ℕ : a + b ∈ ℕ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat wilt “∀” en “:” zeggen?

A

∀= voor alle
: = geldt dat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De som van twee gehele getallen is altijd een geheel getal.
Wat zeg je dan?

A

Je zegt dan dat de optelling in ℤ overal gedefinieerd is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De optelling in ℤ is overal gedefinieerd. In symbolen is dat:

A

∀ a, b ∈ ℤ : a + b ∈ ℤ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bij een optelling van natuurlijke getallen mag je termen van plaats verwisselen. De som blijft altijd hetzelfde. Wat zeg je dan?

A

Je zegt dan dat de optelling in ℕ commutatief is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De optelling in ℕ is commutatief. In symbolen is dat:

A

∀ a, b ∈ ℕ : a + b = b + a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bij een optelling van gehele getallen mag je de termen van plaat verwisselen. De som blijft altijd hetzelfde. Wat zeg je dan?

A

Je zegt dan dat de optelling in ℤ commutatief is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De optelling in ℤ is commutatief. In symbolen is dat:

A

∀ a, b ∈ ℤ : a + b = b + a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bij het optellen van meer dan twee natuurlijke getallen mag je haken verplaatsen, weglaten of toevoegen. De som blijft altijd hetzelfde. Wat zeg je dan?

A

Je zegt dan dat de optelling in ℕ associatief is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De optelling in ℕ is associatief.
In symbolen is dat:

A

∀ a,b,c ∈ ℕ : (a + b) + c = a + (b + c) = a + b + c

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bij het optellen van meer dan twee gehele getallen mag je haken verplaatsen, weglaten of toevoegen. De som blijft altijd hetzelfde. Wat zeg je dan?

A

Je zegt dan dat de optelling in ℤ associatief is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De optelling in ℤ is associatief.
In symbolen is dat:

A

∀ a,b,c ∈ ℤ : (a + b) + c = a + (b + c) = a + b + c

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De som van 0 en een natuurlijk getal is altijd een natuurlijk getal.

A

Je noemt daarom 0 het neutraal element voor de optelling in ℕ.

17
Q

0 is het neutraal element voor de optelling in ℕ.
In symbolen is dat:

A

∀ a ∈ ℕ : a + 0 = a = 0 + a

18
Q

De som van 0 en een geheel getal is altijd een geheel getal.

A

Je noemt daarom 0 het neutraal element voor de optelling in ℤ.

19
Q

0 is het neutraal element voor de optelling in ℤ.
In symbolen is dat:

A

∀ a ∈ ℤ : a + 0 = a = 0 + a

20
Q

Als je bij een geheel getal zijn tegengestelde optelt, bekom je het neutraal element 0.

A

Je noemt dat tegengestelde het symmentrisch element.

21
Q

Elk geheel getal heeft zijn tegengestelde als symmetrisch element voor de optelling.
In symbolen is dat:

A

∀ a ∈ ℤ : a + (-a) = 0 = (-a) + a

22
Q

De optelling in ℕ heeft geen symmetrisch element.

A
23
Q

De som vant twee termen noem je…

A

Een gedurige som.