Examens N°3 1/2 Flashcards

1
Q

Om twee gehele getallen af te trekken:

A
  • Tel je bij het eerste getal het tegengestelde van het tweede getal op.

a - b = a + (-b)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Twee dezelfde tekens:

A

+ (+) = +
- (-) = +

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Twee verschillende tekens:

A

+ (-) = -
- (+) = -

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De aftrekking van twee natuurlijke getallen is niet altijd een natuurlijk getal.

A

Het aftrekken in ℕ is dus niet overal gedefinieerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De aftrekking van twee gehele getallen is altijd een geheel getal.

A

Het aftrekken in ℤ is overal gedefinieerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De aftrekking in ℤ is overal gedefinieerd.
In symbolen is dat:

A

∀ a, b ∈ ℤ : a - b ∈ ℤ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bij de aftrekking van een natuurlijk getal mag je de termen NIET van plaats verwisselen. Het verschil is niet hetzelfde.

A

De aftrekking is niet commutatief in ℕ en ℤ.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Staat er een plusteken voor de haken, dan mag je de haken weglaten.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Staat er een minteken voor de haken, dan mag je de haken en het minteken weglaten als je elke term binnen de haken van teken verandert.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly