economie, hs 2, roze boekje Flashcards

(29 cards)

1
Q

overheid

A

alles of iedereen die het land bestuurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

gemeente

A
  • gemeentebouw en persoonsgegevens
  • uitkeringen en subsidies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waterschappen

A

brede groep die beheren over alle wateren, sluizen, keringen en zuiveren van water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

provincies

A
  • het uitbreiden van steden, dorpen en industrieterreinen
  • wegen, natuurgebieden
  • toezicht op gemeenten en waterschappen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

landelijke overheid

A

het landelijke bestuur
- regering, ministers
- Eerste & Tweede kamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat hoort er onder de overheid?

A

gemeente, waterschappen, provincies, landelijke overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

collectieve goederen

A

alle goederen die van de overheid komen die voor iedereen beschikbaar zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

individuele goederen

A

alles wat je koopt
- zelf betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

quasi-collectieve goederen

A

individuele goederen die de overheid levert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

particulieren goederen

A

goederen waar je voor betaald in een winkel die van jou zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ambtenaren

A

iedereen die werkt voor de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

semi-ambtenaar

A

een bedrijf wat wordt gesteund door de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

collectieve sector

A

alle bedrijven die voor de overheid werken (MOGEN GEEN WINST MAKEN)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

particulieren sector

A

alle andere bedrijven die niet voor de overheid werken (MOETEN WINST MAKEN)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Arbeidsinkomen

A

inkomen waarbij een persoon een tegenprestatie levert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

overdrachtsinkomen

A

inkomen vanuit de overheid waar geen tegenprestatie is
- uitkeringen
- worden betaald uit belastinggelden

17
Q

AOW

A

(algemene ouderdomswet) basispensioen van de overheid

18
Q

premie betalen

A

deel wat je moet betalen om er gebruik van te maken

19
Q

omslagstelsel

A

werkende betalen voor de AOW’ gerechtigheden van nu

20
Q

vergrijzing

A

veel oudere mensen

21
Q

kapitaaldekkingsstelsel

A

werkende betalen en dat geld wordt gebruikt voor als zij zelf recht hebben op recht hebben op een AOW

22
Q

progressief belastingstelsel

A

hoe meer je verdient, hoe meer je in verhouding aan belasting betaald

23
Q

inkomensheffing

A

het systeem dat bepaald hoeveel belasting je betaald over je inkomen

24
Q

belastbaar jaarinkomen

A

het inkomen dat wordt gebruik voor je inkomensheffing

25
belast jaarinkomen formule
bruto jaarinkomen - aftrekposten
26
proportioneel belastingstelsel
als je meer verdient betaal je in verhouding minder belasting
27
overheidssaldo
het verschil tussen de inkomsten en uitgaven van de overheid in een jaar
28
staatsschuld
totale schuld als land
29
staatsschuldquote
staatsschuld, delen door nationaal inkomen, keer 100%