economie, hs 2, roze boekje Flashcards

1
Q

overheid

A

alles of iedereen die het land bestuurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

gemeente

A
  • gemeentebouw en persoonsgegevens
  • uitkeringen en subsidies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waterschappen

A

brede groep die beheren over alle wateren, sluizen, keringen en zuiveren van water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

provincies

A
  • het uitbreiden van steden, dorpen en industrieterreinen
  • wegen, natuurgebieden
  • toezicht op gemeenten en waterschappen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

landelijke overheid

A

het landelijke bestuur
- regering, ministers
- Eerste & Tweede kamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat hoort er onder de overheid?

A

gemeente, waterschappen, provincies, landelijke overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

collectieve goederen

A

alle goederen die van de overheid komen die voor iedereen beschikbaar zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

individuele goederen

A

alles wat je koopt
- zelf betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

quasi-collectieve goederen

A

individuele goederen die de overheid levert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

particulieren goederen

A

goederen waar je voor betaald in een winkel die van jou zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ambtenaren

A

iedereen die werkt voor de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

semi-ambtenaar

A

een bedrijf wat wordt gesteund door de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

collectieve sector

A

alle bedrijven die voor de overheid werken (MOGEN GEEN WINST MAKEN)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

particulieren sector

A

alle andere bedrijven die niet voor de overheid werken (MOETEN WINST MAKEN)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Arbeidsinkomen

A

inkomen waarbij een persoon een tegenprestatie levert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

overdrachtsinkomen

A

inkomen vanuit de overheid waar geen tegenprestatie is
- uitkeringen
- worden betaald uit belastinggelden

17
Q

AOW

A

(algemene ouderdomswet) basispensioen van de overheid

18
Q

premie betalen

A

deel wat je moet betalen om er gebruik van te maken

19
Q

omslagstelsel

A

werkende betalen voor de AOW’ gerechtigheden van nu

20
Q

vergrijzing

A

veel oudere mensen

21
Q

kapitaaldekkingsstelsel

A

werkende betalen en dat geld wordt gebruikt voor als zij zelf recht hebben op recht hebben op een AOW

22
Q

progressief belastingstelsel

A

hoe meer je verdient, hoe meer je in verhouding aan belasting betaald

23
Q

inkomensheffing

A

het systeem dat bepaald hoeveel belasting je betaald over je inkomen

24
Q

belastbaar jaarinkomen

A

het inkomen dat wordt gebruik voor je inkomensheffing

25
Q

belast jaarinkomen formule

A

bruto jaarinkomen - aftrekposten

26
Q

proportioneel belastingstelsel

A

als je meer verdient betaal je in verhouding minder belasting

27
Q

overheidssaldo

A

het verschil tussen de inkomsten en uitgaven van de overheid in een jaar

28
Q

staatsschuld

A

totale schuld als land

29
Q

staatsschuldquote

A

staatsschuld, delen door nationaal inkomen, keer 100%