biologie stencils voortplaning Flashcards

1
Q

welke cel is de grootste cel van het menselijk lichaam?

A

de eicel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is het doel van voorplanting?

A

genen combineren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoeveel eicellen bevat de eierstok van een pasgeboren meisje

A

7 miljoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoeveel eicellen zijn er nog over bij een meisje in de puberteit

A

300.000

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

o.i.v. welke hormonen, die in de puberteit worden afgegeven, vormen zich borsten, lichaamshaar en geslachtsklieren?

A

oestergenen en testosteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waarom bevinden de zaadballen zich buiten de buikholte?

A

omdat ze koel moeten blijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zorgt ervoor dat een spermacel zich naar de eicel kan bewegen?

A

zweefachtige staarten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zit er in de kop van een spermacel?

A

DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke obstakels komen de spermacellen tegen nadat ze in de vagina zijn geëjaculeerd?

A

ravijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

in de eierstokken rijpt een 1. … en veroorzaakt een bult in het oppervlak. Door de maandelijkse toevoer van 2. … bast de follikel en komt er een 3 … vrij.

A
  1. follikel
  2. hormonen
  3. eicel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe lang blijft een eicel in leven?

A

48 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoeveel spermacellen zullen uiteindelijk de eicel binnendringen?

A

100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoe maakt een spermacel een gat in de buitenste laag van de eicel

A

beuken tegen de eicel aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waar zit hypofyse?

A

in de hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat maakt hypofyse aan ?

A

FSH & LH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waar zorgt FSH voor bij een man?

A

het zorgt voor de vorming van de zaadcellen in de teelballen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

waar zorgt LH voor bij een man?

A

het zorgt voor het stimuleren van aanmaak van testosteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

waar zorgt testosteron voor bij een man?

A

zorgt voor verdere ontwikkeling van de zaadcellen, zorgt voor secundaire geslachtskenmerken en het remt de aanmaak van LH in de hypofyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hoelang duurt een menstruatie ong

A

1-4 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

door wat gaat een eicel rijpen in de eierstok?

A

door FSH uit hypofyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat maakt het hormoon oestrogeen bij een vrouw?

A

follikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

waarvoor zorgt oestrogeen bij een vrouw?

A

dat het baarmoederslijmvlies dikker wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

waarvoor zorgt LH bij een vrouw?

A

het zorgt ervoor dat een ovulatie/eisprong komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat gebeurt er bij ovulatie?

A

de eicel gaat de eileider in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

wat ontwikkelt zich uit de resten van het follikel?

A

het gele lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

waarvoor maakt het gele lichaam?

A

het hormoon progesteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

waarvoor zorgt progesteron bij een vrouw?

A

het zorgt ervoor dat het baarmoeder slijmvlies nog dikker wordt en nog meer bloedvaten gaat bevatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

wat produceert vocht met voedingsstoffen voor de zaadcellen?

A

prostaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

dit orgaan maakt HCG

A

placenta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

dit hormoon zorgt voor ovulatie

A

LH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

wat is de kittelaar?

A

clitoris

32
Q

een rijpende eicel noem je?

A

follikel

33
Q

stof die wordt uitgewisseld in de placenta

A

zuurstof

34
Q

fase van een bevalling

A

ontsluiting of uitdrijving

35
Q

teelballen zijn ook

A

tetris

35
Q

balzak is ook

A

scrotum

36
Q

hierbij worden de zaad- of eileiders doorgesneden

A

sterilisatie

37
Q

wat gebeurt er als de zaadcel samensmelt met de eicel?

A

bevruchting

38
Q

wat is een gonorroe/

A

druiper

39
Q

hierdoor stroomt bloed dat rijk is aan CO2 en andere afvalstoffen terug naar de moeder

A

navelstrengslagader

40
Q

eierstokken zijn ook?

A

ovaria

41
Q

dit regelt regeleiwitten in je lichaam

A

hormonen

42
Q

bevruchte eicel is ook?

A

zigote

43
Q

afkorting van in vitro fertillisatie

A

IVF

44
Q

eisprong heet ook wel

A

ovulatie

45
Q

hormoon dat bij mannen secundaire geslachtskenmerken veroorzaakt

A

testosteron

46
Q

produceren basisch vocht dat de zaadcellen activeert

A

zaadblaasjes

47
Q

vervoert urine en sperma

A

urinebuis

48
Q

de uterus

A

de baarmoeder

49
Q

hierin vindt de bevruchting plaats

A

eileider

50
Q

voordelen tampons

A

verschillende maten, makkelijk mee te nemen in broekzak, kan je mee zwemmen en sporten, overal verkrijgbaar

51
Q

nadelen tampons

A

kan doorlekken, vingers kunnen vies worden, kan vast blijven zitten

52
Q

voordelen maandverband

A

je ziet wanneer het verschoond moet worden, overal verkrijgbaar

53
Q

nadelen maandverband

A

strip kan loslaten, neemt het minder makkelijk mee

54
Q

voordelen menstruatie cup

A

hergebruiken, goedkoop, overal te koop

55
Q

nadelen menstruatie cup

A

je ziet niet wanneer het verzadigd is, vinger kunnen vies worden, inlegkruisje erbij gebruiken

56
Q

voordelen de pil

A

je weet wnr je ongesteld wordt, veel vrouwen hebben minder pijn

57
Q

voordelen condoom

A

beschermd tegen soa’s, betrouwbaar

57
Q

nadelen de pil

A

je kunt m vergeten, niet beschermd tegen soa’s

58
Q

nadelen condoom

A

pauze tijdens seks, goede maat nodig, goed omdoen

59
Q

voordelen vrouwen condoom

A

beschermd tegen soa’s, uren van te voren kan je het al in doen

60
Q

nadelen vrouwen condoom

A

het kan geluid maken, het is duurder

61
Q

voordelen spiraaltje

A

maar 1 keer in de 5 tot 8 jaar, menstruatie is korter

62
Q

nadelen spiraaltje

A

huisarts moet m inbrengen, niet beschermd tegen soa’s

63
Q

voordelen nuvaring

A

blijft betrouwbaar als je overgeeft of diarree hebt, je weet wnr je ongesteld wordt

64
Q

nadelen nuvaring

A

niet beschermd tegen soa’s, je voelt m tijdens seks

65
Q

voordelen hormoonstaafje

A

heel betrouwbaar, werkt 3 jaar, menstruatie wordt minder zwaar

66
Q

nadelen hormoonstaafje

A

huisarts moet het inbrengen, niet beschermd tegen soa’s

67
Q

voordelen prikpil

A

werkt 3 maanden, erg betrouwbaar

68
Q

nadelen prikpil

A

naar huisarts om de 3 maanden, niet beschermd tegen soa’s

69
Q

voordelen pessarium

A

erg betrouwbaar als je het goed inbrengt, je kunt het opnieuw gebruiken tot 2 jaar lang

70
Q

nadelen pessarium

A

niet beschermd tegen soa’s, bij elke keer seks aan denken

71
Q

voordelen sterilisatie man

A

heel betrouwbaar

72
Q

nadelen sterilisatie man

A

dit moet een gynaecoloog doen, definitief

73
Q

voordelen sterilisatie vrouw

A

zeer betrouwbaar

74
Q

nadelen sterilisatie vrouw

A

dit moet een gynaecoloog doen, definitief