ECO gesch deel 1 begrippen Flashcards

1
Q

hoogconjunctuur

A

de opgaande fase in de conjunctuurbeweging van de vrijemarkteconomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

gay twenties

A

de zeer bewogen periode tijdens de jaren 1920 waarin sterk werd afgeweken van de tot dan toe geldende normen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

beurscrash van wall street

A

(oktober 1929) plotselinge ineenstorting van de aandelenkoersen op de beurs van Wall Street (New York) die plaatsvond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

staatsgeleide economie

A

alleen de staat recht heeft op het verstrekken van goederen en diensten, waardoor het marktmechanisme (balans vraag en aanbod) komt te vervallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gemengde economie

A

economisch systeem waarin zowel openbare als private ondernemingen voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

economische ontreddering

A

wanorde van de economie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

oorlogseconomie

A

economische situatie waarbij de inrichting van de economie (in zijn geheel of delen daarvan) ondergeschikt wordt gemaakt aan een bepaald belang. Veelal wordt een oorlogseconomie samengesteld in verband met een bedreiging van het landsbelang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

vredeseconomie

A

economisch beleid dat de eigen markt afschermt voor buitenlandse concurrenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

economisch liberalisme

A

de erkenning van het recht op vrije economische activiteit en vrij economisch verkeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

grote depressie

A

(1870) wereldwijde economische crisis die volgde op de sterke economische groei die in gang was gezet door de tweede industriële revolutie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

conjuncturele crisis

A

De negatieve groei van de economische groei op korte termijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

monopolievorming

A

situatie waarin één bedrijf een bepaalde sector volledig domineert en dus geen concurrentie heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

veertienpunten programma

A

een vredesplan van de Amerikaanse president Wilson, dat deze in het laatste oorlogsjaar van de Eerste Wereldoorlog bekend maakte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

warbaby’s

A

aandelen van industriële maatschappijen, die legerbehoeften fabriceren
of
landen die opkomen door oorlog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

fordisme

A

massaconsumptie (door de lopende band)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hausse

A

het overspannen hoogtepunt in een conjunctuur

17
Q

speculatie

A

het kopen van een goed om het op een later tijdstip weer te verkopen met winst als gevolg van een prijsstijging

18
Q

faillissement

A

toestand van een schuldenaar die niet in staat is aan zijn verplichtingen te voldoen, terwijl gerechtelijk beslag gelegd is op het hele vermogen

19
Q

keynes

A

Brits econoom die het neokapitalisme bedacht

20
Q

new deal

A

omvangrijk sociaal en economisch hervormingsprogramma van de Amerikaanse president Franklin Delano Roosevelt

21
Q

bank holiday

A

inspectie van de banken

22
Q

NRA

A

bedrijven die samenwerken met de staat

23
Q

geleide economie / staatsplaneconomie

A

alleen de staat recht heeft op het verstrekken van goederen en diensten