academische woordenschat Flashcards

1
Q

aanvullend

A

additioneel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

geschikt voor het beoogde doel

A

adequaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

gedrevenheid om iets te bereiken

A

ambitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

toestand waarin niemand de leiding heeft.

A

anarchie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vooruitlopen (op)

A

anticiperen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

anti-Joodse gezindheid

A

antisemitisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

tak van de wetenschap die de mens in al zijn aspecten, zowel fysiek als cultureel, bestudeert.

A

antropologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. het einde van de wereld; 2. een zeer dramatische gebeurtenis, in het bijzonder een die nog verwacht wordt
A

apocalyps

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

oervorm, standaardvoorbeeld

A

archetype

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

in staat om voor jezelf op te komen

A

assertief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

oorspronkelijk, onvervalst, echt

A

authenticiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

voldoende (geld)middelen bezitten om ruim te kunnen leven.

A

bemiddeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een psychologische toestand waarin een persoon terugkerende eetbuien heeft

A

boulimie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

durf, dapperheid

A

bravoure

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

onbezonnen daad

A

capriool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

samenhangend

A

coherent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

onverwacht probleem als gevolg van iets anders, bijkomende moeilijkheid

A

complictia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

deel van een geheel

A

component

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

opzet, plan, ontwerp

A

concept

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

gevoelswaarde van een woord

A

connotatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q
  1. gevolg; 2. het consequent zijn
A

consequentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q
  1. letter waarvan de lucht bij het uitspreken een beetje wordt tegengehouden, medeklinker; 2. welluidende, harmonische klank
A

consonant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

vaststellen, uiting geven aan een waarneming

A

constateren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

doorlopend, aansluitend geheel; ononderbroken samenhangende reeks

A

continuüm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

samenwerking

A

coöperatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

oproepen om voor het gerecht te komen

A

dagvaarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

verordenen

A

decreteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q
  1. door verdamping en condensatie zuiveren; 2. (sterke dranken) stoken
A

destillatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q
  1. vaststellen tot welke soort iets behoort; 2. bepalend zijn voor iets
A

determineren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q
  1. tactvol en onopvallend; 2. in staat geheimen te bewaren
A

discreet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

verscheiden, gevarieerd

A

divers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

gewend om krachtig in te grijpen

A

doortastend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

medelijdend opwekken

A

embarmelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

neiging tot vlucht uit werkelijkheid

A

escapisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

de personen die de gevestigde orde vormen

A

establishment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

wat een volk betreft, volkenkundig

A

etnisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

deel van de taalwetenschap die de herkomst en geschiedenis van woorden onderzoekt

A

ethymologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

het bestaan

A

existentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

zodat het heel duidelijk is

A

expliciet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

drijven, runnen om er winst mee te maken

A

exploiteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

mogelijk maken

A

faciliteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

overdreven enthousiast

A

fanatiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

bond van samenwerkende (hun zelfstandigheid behoudende) verenigingen, staten

A

federatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

eigenschap of situatie dat iets of iemand zich kan aanpassen aan de situatie als die verandert

A

flexibiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q
  1. de kunst om aan het uiterlijk van een mens zijn persoonlijkheid af te lezen; 2. gelaatsuitdrukking
A

fysionomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

heel modern

A

geavanceerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

(iets) doen ontstaan

A

genereren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

zich op zijn gemak en voor zijn plezier met iets bezighouden

A

grasduinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

voorvoegsel ‘hyper’ = de eigenschap van het grondwoord geldt in (te of heel) sterke mate

A

hyperrealistisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

schijnheilig

A

hypocriet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

onderpand stellen

A

hypotekeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

tot voorwerp van een ideologie (= geheel van ideeën dat de basis vormt voor bv. een politieke partij) maken

A

ideologiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

woorden of gedragingen die niet fatsoenlijk zijn volgens de algemene norm

A

immoraliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

onvoorbereid iets doen of maken, dichten, een redevoering houden of musiceren

A

improviseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

onbekwaam, ongeschiktheid

A

incapable

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

familiar, zonder rekening te houden met formaliteiten of met de voorgeschreven vorm

A

informeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

nieuwe ideeën en dingen ontwikkelen (voor iets)

A

innoveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

officiële organisatie

A

instantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

als iets alles omvat

A

integraal

60
Q

oogmerk, bedoeling,voornemen

A

intentie

61
Q

een interpretatie (=een verklarende uitleg) behelzend

A

interpretatief

62
Q

zonder je verstand te gebruiken

A

irrationeel

63
Q

onsamenhangend, niet organisch, niet harmonieus (letterlijk, ‘slecht samenklinkend’, ‘onwelluidend’)

A

kakafonisch

64
Q

tot kolonie maken

A

kolonialiseren

65
Q

betrekking hebbend op de tong

A

linguaal

66
Q

als organisatie door gesprekken proberen belangrijke politieke beslissingen te beïnvloeden

A

lobbyen

67
Q

machtiging; opdracht

A

mandaat

68
Q

als iets zo veel indruk heeft gemaakt dat je het vanzelf lang zult onthouden.

A

memorabel

69
Q

boven het waarneembare uitgaand; bovenzinnelijk

A

metafysisch

70
Q

studie van de vorm

A

morfologie

71
Q
  1. verhalend, vertellend; 2. op de manier van een verhaal
A

narratief

72
Q

leer die ontkent dat het mogelijk is om tot een (morele of religieuze) overtuiging te komen

A

nihilisme

73
Q

begrip, idee

A

notie

74
Q

hindernis, moeilijkheid

A

obstakel

75
Q

ongeschikt

A

ongekwalificeerd

76
Q

uitzoeken hoe iets precies in elkaar zit, ontraadselen

A

ontrafelen

77
Q

sensationeel

A

ophefmakend

78
Q
  1. nagaan waar je je bevindt; 2. je van de toestand, de verhoudingen op de hoogte stellen
A

(zich) oriënteren

79
Q
  1. flauw-grappig; 2. kneuterig, enigzins ouderwets
A

oubollig

80
Q

(schijnbaar) tegenstrijdig, dus het lijkt op het eerste gezicht een tegenstelling maar het is niet echt zo

A

paradoxaal

81
Q

variabele waaraan een bepaalde waarde wordt toegekend om met behulp daarvan andere onbekende grootheden te kunnen berekenen.

A

parameter

82
Q

tegenhanger

A

pendant

83
Q

volhardend

A

persisterend

84
Q

de voorkeur geven aan

A

prefereren

85
Q

voorrang

A

prioriteit

86
Q

als je iets doet voordat iets gebeurt, bijvoorbeeld om het te voorkomen

A

proactief

87
Q

met betrekking tot een probioticum, een levend micro-organisme dat een positief effect heeft op onze gezondheid.

A

probiotisch

88
Q
  1. zich geleidelijk verder ontwikkelend; 2. op vooruitgang gericht, vooruitstrevend, links >< conservatief
A

progressief

89
Q

reclame voor (politieke) ideeën of activiteiten

A

propaganda

90
Q

iemand die streeft naar het behoud van de oorspronkelijke vorm van iets

A

purist

91
Q

iets dat in zijn oorspronkelijke vorm hersteld of nagebootst is

A

reconstructie

92
Q

het terugbrengen tot een lager peil, tot een kleiner aantal of een kleinere hoeveelheid.

A

reductie

93
Q

van belang, het doet ertoe

A

relevant

94
Q
  1. verantwoordelijk; 2. aansprakelijk
A

responsabel

95
Q

kort samenvatten

A

resumeren

96
Q

iets dat steeds opnieuw gebeurt

A

routine

97
Q

spottende imitatie van een persoon of (maatschappelijke) toestand

A

satire

98
Q

een pijnlijk gloeiend gevoel (in het gemoed)

A

schrijnend

99
Q

zucht om zich af te scheiden

A

separatistisch

100
Q
  1. zeker, beslist; 2. zeer waarschijnlijk
A

stellig

101
Q

brandmerken

A

stigmatiseren

102
Q

wezenlijk

A

substantieel

103
Q

zinnebeeldig, allegorisch

A

symbolisch

104
Q

verschijnsel waaraan een ziekte, een probleem te herkennen is

A

symptoom

105
Q

gelijktijdig

A

synchroon

106
Q

het geheel van verschijnselen van een ziekte

A

syndroom

107
Q

ordelijk en samenhangend volgens een systeem

A

systematisch

108
Q

neiging of geneigdheid

A

tendens

109
Q

omvormen, vervormen

A

transformeren

110
Q
  1. doorzichtig; 2. makkelijk te doorzien
A

transparant

111
Q

niet vluchten voor, moedig ondergaan

A

trotseren

112
Q

heelal

A

universum

113
Q

dringende noodzaak, dringende noodzakelijkheid

A

urgentie

114
Q

stevig bevestigen (zowel letterlijk als figuurlijk)

A

verankeren

115
Q

inzamelen, verzamelen

A

vergaren

116
Q

met onverdiende smaad bejegenen, met verachting spreken over

A

verguizen

117
Q

simuleren, veinzen, voorgeven

A

voorwenden

118
Q

beschuldiging met slechte bedoelingen, kwaadwillige beschuldiging

A

aantijging

119
Q

losgemaakt van de werkelijkheid

A

abstract

120
Q

aangeboren aandrift bij (dierlijke) wezens om onbewust doeltreffend te handelen

A

instinct

121
Q

met betrekking tot een probioticum, een levend micro-organisme dat een positief effect heeft op onze gezondheid.

A

probiotisch

122
Q
  1. zich geleidelijk verder ontwikkelend; 2. op vooruitgang gericht, vooruitstrevend, links >< conservatief
A

progressief

123
Q

reclame voor (politieke) ideeën of activiteiten

A

propaganda

124
Q

iemand die streeft naar het behoud van de oorspronkelijke vorm van iets

A

purist

125
Q

iets dat in zijn oorspronkelijke vorm hersteld of nagebootst is

A

reconstructie

126
Q

het terugbrengen tot een lager peil, tot een kleiner aantal of een kleinere hoeveelheid.

A

reductie

127
Q

van belang, het doet ertoe

A

relevant

128
Q
  1. verantwoordelijk; 2. aansprakelijk
A

responsabel

129
Q

kort samenvatten

A

resumeren

130
Q

iets dat steeds opnieuw gebeurt

A

routine

131
Q

spottende imitatie van een persoon of (maatschappelijke) toestand

A

satire

132
Q

een pijnlijk gloeiend gevoel (in het gemoed)

A

schrijnend

133
Q

zucht om zich af te scheiden

A

separatistisch

134
Q
  1. zeker, beslist; 2. zeer waarschijnlijk
A

stellig

135
Q

brandmerken

A

stigmatiseren

136
Q

wezenlijk

A

substantieel

137
Q

zinnebeeldig, allegorisch

A

symbolisch

138
Q

verschijnsel waaraan een ziekte, een probleem te herkennen is

A

symptoom

139
Q

gelijktijdig

A

synchroon

140
Q

het geheel van verschijnselen van een ziekte

A

syndroom

141
Q

ordelijk en samenhangend volgens een systeem

A

systematisch

142
Q

neiging of geneigdheid

A

tendens

143
Q

omvormen, vervormen

A

transformeren

144
Q
  1. doorzichtig; 2. makkelijk te doorzien
A

transparant

145
Q

niet vluchten voor, moedig ondergaan

A

trotseren

146
Q
A